
Opdrachtgevers
en deelnemers hebben ons altijd ervaren als een professioneel koppel en nooit
als komisch duo. We genieten van onze rollen, maar we staan er niet voor
onszelf. Alles wat wij doen staat ten dienste van de congresinhoud.
-
Wat is
het toch boeiend om congressen en symposia samen voor te bereiden. Samen
met de opdrachtgever, samen als voorzitters. Op m’n eentje raakte ik soms wat uitgekeken
of opgedroogd van een congresthema. Maar met z’n tweeën vonden we, als elkaars
sparringpartners, altijd weer verrassende aspecten aan een onderwerp. In mijn
hart ben ik een solist, maar brainstormen met z’n tweeën vind ik veel
vruchtbaarder dan op m’ eentje. Na tientallen congressen en presentaties weet
ik: ik kan het prima solo, maar met mijn maat Mick ben ik op mijn best.

-
Wat is
het toch belangrijk om toegewijde professionals te hebben voor licht en geluid
bij een congres. Ik vergeet nooit die depressieve conciërge van dat zaaltje
die elk kwartier weg slofte van zijn primitieve mengpaneeltje omdat ie weer een
zware Van Nelle moest opsteken. Soms, als ik te zwaar getafeld heb, word ik
weer overvallen door die nachtmerrie van rondzingende microfoons, uitvallende
geluidsboxen, knipperende spots, haperende beamers.
We
weten nu: altijd ruim van te voren de locatie bekijken, afspraken maken met de
mensen van de techniek, contact houden tijdens het evenement.
-
Wat is
het toch mooi om als voorzitters de mensen persoonlijk welkom te heten als ze
het congrescentrum binnen komen. Van een congres neem je iets mee: nieuwe
informatie, nieuwe inzichten, nuttige contacten. Maar het belangrijkste: een
aangename ervaring in een aangename sfeer. Daardoor hou je een positieve
herinnering aan het congres en de congresorganisator.
We
willen het liefst alle deelnemers aan het begin of aan het eind van het congres
een hand gegeven hebben. Bij massale congressen lukt dat niet. Alleen al daarom
doen we die niet meer.
-
Wat zijn
er toch weinig mensen die goed kunnen spreken op een congres. We hebben dood
nerveuze inleiders meegemaakt, onzekere en bange sprekers, saaie grijze
sprekers, zelfingenomen inleiders; we hebben inleidingen zonder kop of staart,
veel te lange en gortdroge inleidingen uitgezeten; we hebben sprekers met
duizenden sheets, met irritante stopwoorden en enge giecheltjes aangehoord;
mensen met microfoonangst, met beamervrees, met zaalfobie. We hebben zalen in
slaap zien vallen…

-
Wat zijn de
meeste deskundigenpanels aan het eind van congressen toch saai en zinloos. Een
kwart van de aanwezigen wil rond half vijf naar huis en glipt de zaal uit. Een
kwart trekt heeft aan het eind van de middag al lang zijn eigen conclusies getrokken
en zit niet te wachten op deskundo’s. Een kwart heeft geen vraag aan het panel
of durft de vraag niet te stellen. En onder het laatste kwart bevinden zich
drammers en hobbyisten, die aan het eind van de lange dag hun kans grijpen en waar
het panel geen raad mee weet.
Soms
lukte het ons helaas niet om het panel uit het programma en uit het hoofd van
de opdrachtgever te schrappen. Dan zit er niets anders op dan zo snel mogelijk
de zaal af te leiden met de geur van bitterballen en het geluid van rinkelend
glaswerk.
-
Wat zijn
sommige debatstellingen toch onmogelijk. Het zijn soms open deuren, het
zijn geen tegenstellingen (kiezen = verliezen), het zijn brave standpuntjes
waar geen fatsoenlijk mens bezwaar tegen kan maken.
Echte
debatten zijn leuk en levendig, maar laat ons de stellingen formuleren en de
vuurtjes opstoken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten