maandag 2 november 2015

BENEFIETGALA


Twee weken geleden hebben we als De Voorzitters het Benefietgala voor ‘Het Vergeten Kind’ gepresenteerd in Theater Vanberesteyn in Veendam. Op díe schaal een feest leiden met bijna tweehonderdvijftig aardig vermogende gasten, vette entree betalend voor het Goede Doel en iedereen opjagen om nóg meer Euro’s te laten rollen, dat was een stevige nieuwe uitdaging.

We hebben met De Voorzitters Gordiaanse knopen in organisaties doorgehakt, complexe congressen lichtvoetig geleid, projecten speels geopend of met passend slotakkoord afgerond. We zijn met applaus binnengehaald en soms afgeserveerd door een teleurgestelde opdrachtgever. Maar zo'n gala voor een goed doel presenteren? Niet mijn cup of tea.
De dunne grens tussen succes en mislukking zat bij bijna al onze opdrachten in het evenwicht tussen gedetailleerde voorbereiding en de ruimte om te improviseren en er een (onverwachte) grap in te gooien. Ook dit keer was het balanceren.
ZO! Gospel Choir
Het werd een vijf uur durend evenement, compleet met overdadig lopend buffet (‘rustig maar, dames en heren, het buffet staat stil en blijft  staan tot tien uur’) met perfecte shows, zoals van het super swingende ZO! Gospel Choir, met ‘Ladies-of-soul’-zangeres Glennis Grace, met een zeer profijtelijke veiling van kunst en design. De zaal werd muisstil toen we een hulpverleenster en een bewoner van een opvanghuis interviewden. En we  lardeerden het vrolijke feest met passende informatie over projecten van ‘Het Vergeten Kind’. Sandwichformule noemen we dat.

En dan te bedenken dat ik bepaald geen feestganger ben. Ik kan ongenietbaar doen tegen de aardigste mensen. Op veel feesten kan ik mijn draai niet vinden; mijn grappen ploffen dood neer op de vloerbedekking.
Maar omdat je je jarige broer/vriend/collega/Job niet wilt teleurstellen, zijn met name huiskamerfeestjes moeilijk te vermijden. Heel soms ontstaat er een interessant gesprek met een verwante van de jarige, maar net zo vaak krijg ik het zuur van de opdringerigheid van mij onbekende gasten.
‘Waar ken je Wim en Annie van? Golf?
‘Ik golf niet’, hoorde ik mezelf stuurs zeggen. Een aansluitende snier over de ballen van het Nederlands Elftal had misschien een boeiende conversatie opgeleverd, maar ik had geen zin in deze bondscoach.
Nieuwe poging, vanaf de linkerflank, staccato: ‘Collega’s?
‘Zeker niet’ en ik draaide me van hem af, richting rode wijn.
Als een hongerige spits schoot hij nu met de punt naar voren: ‘Bridge?
‘Doe ik al veertig jaar niet meer’ Amai, nu heb ik hem toch een opening geboden.
Er volgde een brutale attaque midden in het strafschopgebied: ‘Geen partner?
‘Mijn vrouw houdt er niet van’, en ik voelde dat ik door de knieën ging.
‘Dus je hébt het ooit gedaan. Waar heb je het geleerd? Een club?
‘Ik zit niet op clubs’ verklaarde ik korzelig.
Hij liet zich door mij niet intimideren: ‘Waar dan wel? Op het corps, de sociëteit?’
‘Ik heb het geleerd op het seminarie’
Ja hoor, nú had hij mij bij de kladden ‘Aha, dus katholiek! Gôh, da’s ook toevallig. Ik zat vanmiddag op een lezing, met mensen van allerlei religies, Islam, Katholiek, Boeddhisten, ga maar door. Ja, ook Joden. Interessant hè, dat die godsdiensten eigenlijk zoveel met elkaar gemeen hebben. Wat vind jij daarvan?’
Goddank viel mij de juiste grap in om van hem af te komen:
‘Weet je wat, ik ga even aan de wijn en daarna neem ik nog een hapje hosties’

Van feestjes met muziek ben ik al helemaal geen liefhebber. Altijd te hard, gegil en teringherrie, ka-boink boink boink. Geen gesprek mogelijk. ‘Muziek’ die ik zelf nooit zou draaien. Je moet er op commando op dansen en dat verrek ik al helemaal.
Feestjes met sprekers, nóg erger. Houten klazen met het improvisatietalent van een heipaal, ouwe koeien, prehistorische anekdotes.
Soms doemt het beeld weer op van die interim-manager die mij toesprak bij mijn afscheid van de Hogeschool. Bij die feestelijke gelegenheid bood ik mijn collega’s onze voorstelling aan over Dennendal, die ik samen met mijn zoon Joris overal in het land had gespeeld. (Ik heb er een blog over geschreven in januari 2011: “JORIS SPEELT IN ‘DENNENDAL’ DE WORSTELING VAN JORIS”)
Voorstelling 'Dennendal' op festival Noorderzon 2010
De interim-teamleider: ‘Wat nou zo leuk is collega’s, en wat jullie nog niet wisten, is dat Bartho vroeger zo maatschappelijke geëngageerd was. Hij heeft namelijk in de zeventiger jaren bij de Bloemenhovekliniek gewerkt, je weet wel, die abortuskliniek die van Agt toen wilde sluiten. Oudere collega’s onder ons weten dat vast nog wel…’
Met overslaande stem onderbrak ik haar onzin
‘Hoe komt u hierbij, mevrouw?’
Op dat moment kon ik niets grappigs bedenken,  ontdaan als ik was door het beledigende gebrek aan voorbereiding van deze middel-manager. Ik herinner me letterlijk wat ik haar smalend heb toegevoegd: ‘Iedereen behalve u weet, dat wij straks onze voorstelling ‘Dennendal’ spelen, over die instelling voor zwakzinnigenzorg, in 1974 na een hoogopgelopen conflict met geweld ontruimd door het zogenaamd progressieve kabinet Den Uyl… Dáár heb ik gewerkt! Nooit heb ik de hand gehad in welke abortus dan ook.’

Theater Vanberesteyn Veendam
Hopelijk hebben de opdrachtgevers van het Benefietgala niet al te veel gemerkt van mijn allergie voor feesten. Aan mijn mede-presentator en collega-Voorzitter Mick heb ik nog gevraagd of deze beker aan mij voorbij kon gaan. Ik had het prima gevonden als hij, met zijn schwung en ervaring, het feest in z’n eentje had gepresenteerd. Maar ik wist ook dat ik niet moest piepen en dat ik maar eens een grote jongen moest zijn.
Aan de voorbereidingen kan het niet gelegen hebben. Details waren doorgesproken, risico’s waren bekend. Maar vanaf de eerste seconde bij de opening van het feest overviel mij een verlammend gevoel van onzekerheid en eenzaamheid. Bij onze welkomstgroet stond ik op het podium als een amateur te hannesen met mijn tekstkaartjes. Droge mond, verkrampte grijns, zweethanden, geborrel in maag en darmen. Ik vreesde dat de hele zaal getuige werd van een gênant ongeluk. Ik voelde me een mislukte dierentemmer, een eenzame demente clown. Ook grote artiesten en acteurs, zo weet ik bijvoorbeeld van zoon Joris, kennen deze acute verlammingsverschijnselen.
Direct na die openingsact kwam de geluidstechnicus naar ons toe in de coulissen met de vraag wie van ons zo stond te snuiven en te hijgen in de headset-microfoon. Met een teder gebaar drukte hij de set opnieuw op mijn hoofd, verboog vakkundig wat aan het microfoontje en gaf mij een klop op mijn schouder. Tegelijk boog Mick zich naar mij toe om mijn afgezakte rode vlinderstrik weer fier op zijn plaats te zetten.

Hendrik Nicolaas Werkman: Violist en publiek
Vanaf dát kleine moment van attente en vriendelijke aandacht lukte het mij om me ín het feest te gooien en om mijn overbodige aversie tégen feesten van mij af te zetten. Met perfect zittende hoofdmicrofoon, pronte vlinderstrik onder het glitterjasje en waterproof draaiboek voelde ik vanaf het podium hoe de verwachtingsvolle energie trilde in de zaal. Bij de kunstveiling wisten we met bravoure het geld uit de zakken van de mensen te kloppen voor Het Vergeten Kind, doel van het gala.
‘En weten jullie wat het toppunt van eenzaamheid is…? Neen? Een Vergeten Kind in de Lange Leegte!  De echte Veendammers in de zaal grinnikten. De grap was aangekomen. En ik vierde even een klein feestje voor mezelf.