dinsdag 20 november 2012

ALLERGISCH VOOR LOLLIGHEID, OBERS EN VERGADERTIJGERS


Het selecte gezelschap - zo’n 120 dokters en specialisten, verpleegkundigen, bestuurders, onderzoekers, technici en ondersteunende medewerkers, verzekeraars en ook nog een handvol patiënten - zat in het amfitheater van het luxe conferentiecentrum te wachten op ‘leerzaam maar toch leuk’. Ze vierden het derde lustrum van het Dialyse Centrum Groningen met een groot feest én een symposium.

Wij zijn als Voorzitters natuurlijk dol op feestjes, maar wij werden slechts gevraagd om dat symposium op een serieuze maar ook lichtvoetige manier te leiden. Het ging over het ‘zorgnetwerk’, over innovatie, onderzoek en kwaliteit. Stevige kost. Met als dessert een waarschijnlijk zwaar op de maag liggende podiumdiscussie.

Een voorzitter heeft iets van de ober in het betere restaurant, die de gerechten serveert én van gezellige uitleg voorziet. Vaak werken obers mij op de zenuwen met hun bedjes-van-dit en afdronkjes-van-dat. En helemaal met dat irritante “alles naar wens?” tijdens elk gerecht. Ik brom maar wat terug, ook omdat ik thuis heb geleerd dat ik niet met volle mond mag praten. Zo’n gladde voorzitter wil ik niet zijn.
Tevens ben ik allergisch voor lolligheid, meezingers, polonaises en verkleedkleren (eerlijkgezegd ben ik dus totaal níet dol op feestjes). Dus géén cabaret. Beschaafd amusement, dat wil ik als voorzitter nog wel bieden. Maar hoe lardeer je negen (!) inleidingen, over o.a. dialyse, cardio vasculair onderzoek en certificering, met lichtvoetige entr’actes?
Een week voor het symposium had ik nog geen idee. Boswandelingen, wisselbaden, meditatie, veel rode wijn, het leverde niets bruikbaars op. Totdat mijn geheugen mij opeens te hulp schoot! Er floepte zomaar een herinnering op aan een door ons geleid symposium, zeker drie jaar geleden, rond de opening van een lotgenotencafé voor mensen die een hersenbloeding hadden gehad. Beetje feestelijk, beetje verdrietig; medisch en toch menselijk, inleiders afgewisseld door aangename muziek en bijzondere teksten. Zoiets moest het nu ook worden…
Wij zijn geen dagvoorzitters die zich louter met de formele congresorde bezig houden. Wij beperken ons niet tot bij elkaar gegoogelde feitjes en weetjes over het programma en de sprekers. Wij staan geen vergadertijgers te temmen.
Met onze persoonlijke manier van voorzitten proberen wij mensen op een symposium of congres met elkaar te verbinden en échte belangstelling te wekken. Een congres mag dus prikkelen en ontroeren; een congres moet een passende sfeer hebben; een goed congres heeft zelfs iets van een eredienst met mooie rituelen.

Wislawa
Rutger
We zochten en vonden, ter introductie van iedere spreker, een toepasselijk gedicht…
Voor de internist uit Stadskanaal: een beschouwend gedicht over Groningen van Rutger Kopland. Voor een andere dokter: poëzie van Wislawa Szymborska (nooit van gehoord?) over de ironie van het opstellen van een c.v.
Leo
David
Voor de onderzoeker van complicaties bij nierdialyse: een stevig gedicht over volhouden en bescheidenheid van Boris Pasternak. Voor de Vlaamse bestuurder van het Dialysecentrum: een nonsensgedichtje over een Vlaams-,  Frans- en buiksprekende graaf.
Boris
We citeerden Psalm 7 en 23, met een dichtregel over het proeven van ‘herten ende nyeren’. We introduceerden een verpleegkundige met het lieve ‘Mens is een zachte machine’ van Leo Vroman.
En halverwege de middag pepten we de zaal op met een vrolijke quiz over het jarige Dialysecentrum. Ze werden bloedfanatiek, die deskundigen en hulpverleners. Er was immers een serieuze hoofdprijs te winnen: een I-Pad.
Het werd inderdaad een feestelijk symposium: serieus én lichtvoetig. Het mooiste compliment kwam van een wetenschapper: ‘Zo mooi ben ik nog nooit geïntroduceerd’.
Aan het eind van de middag ging ik toch nog even in de fout toen ik onze opdrachtgever tijdens de afsluitende borrel met bitterballen vroeg “En, alles naar wens geweest?”

zondag 11 november 2012

DE ECONOOM EN DE ECOLOOG IN HETZELFDE SCHUITJE (van noach)


Met eigen ogen heb ik het gezien. De eerste keer, op een windstille warme zomeravond in augustus, was ik geschokt. Vorige week, op een grote witte rondvaartboot als voorzitter van een bijzonder congres, was ik sinds tijden weer een tikje optimistisch over de kans om de ‘tegenstelling’  economie - ecologie te overbruggen.

We zaten in augustus te genieten van de avondzon op een terras langs het water van restaurant Princenhof in Earnewâld. Een paar kinderen dobberden in rubberbootjes over het brede water, twee roeiers legden aan bij de steiger, iets verderop zat iemand te vissen, een meisje dook met een gilletje het water in. Princenhof in Eernewoude ligt midden in Nationaal Park de Alde Feanen/de Oude Venen, in het hart van Fryslân, tussen Drachten en Leeuwarden.

We hadden het gevaarte niet horen aankomen, het metershoge zwarte monster van Loch Ness-achtige omvang, dreigend en dominant. Het duurde minuten lang voor de varende kolos ons terras aan de flauwe bocht van het water voorbij was. Het overweldigende binnenvaartschip was zo hoog omdat het geen lading had; het was zeker tachtig meter lang. Wij keken elkaar onthutst aan over deze 'botsing' tussen de vredige natuur en de harde vervoerswereld. Maar het meisje zwom rustig naar de kant, de roeiers stapten uit hun bootje, de kinderen peddelden naar de overkant, de visser haalde voorzichtig een voorntje van de haak.
Nú weet ik dat jaarlijks ruim 900 van die grote vrachtschepen, met bijna een miljoen ton lading, van en naar de haven van Drachten varen, langs het terras van Princenhof, langs het kwetsbare laagveenmoeras met zijn prachtige flora en fauna.
Nú weet ik hoeveel bedrijven profiteren van die haven, hoeveel mensen er werken. Bovendien weet ik dat de Nederlandse binnenhavens goed zijn voor meer dan 65.000 arbeidsplaatsen, dat vervoer over water zeer duurzaam is en dat binnenschippers erg aardige mensen zijn.
En ik weet over de drie jonge otters die onlangs zijn uitgezet in de Alde Feanen, over de roerdomp die je bijna nergens meer in Friesland ziet, over het trilveen…

Goed plan van de gemeente Smallingerland/Drachten om al die mensen met hun verschillende belangen uit te nodigen voor een congres. De meesten kenden elkaar nauwelijks, maar ze hadden wel opvattingen en beelden over elkaar.
Goed plan natuurlijk om aan ons, De Voorzitters, te vragen dat congres te leiden. Mijn maat Mick Hartstra en ik zijn experts in kleine en middelgrote congressen. We weten dat je met een goed congres bruggen kunt slaan en wederzijds begrip kunt kweken.
Zeer goed plan: om het congres te houden tijdens een tocht op een rondvaartschip over die vaarweg Drachten - Eernewoude. Want de meest onderschatte succesfactor van een congres of symposium is de plaats waar het wordt gehouden.
(Op weg naar het vergaderschip een bizarre verrassing: een replica van de ark van Noach, gebouwd door een of andere gedreven christelijke zendeling-ondernemer, lag aangemeerd in de haven. Waren we bijna in de verkeerde boot aangemonsterd) 
Vaak voelen mensen zich niet thuis op een congres of tijdens een festiviteit, omdat de bijeenkomst plaats vindt in kolossale, sfeerloze en anonieme gebouwen waar zalen de namen dragen van even kolossale en sfeerloze sponsors. Je komt er om te netwerken, maar je zwerft in de pauze doelloos door de marmeren gangen en langs de luxe toiletten, staat uit verveling te lang buiten te roken en je gaat al naar huis vóór de obligate forumdiscussie is begonnen.

Uiteraard: of een congres slaagt, hangt af van de sprekers. Doorslaggevend is niet hoe deskundig ze zijn en wát ze zeggen, maar hóe ze het zeggen. C'est le ton qui fait la musique. Robbert Dijkgraaf, hoogleraar mathematische fysica, nu professor in Princeton USA, is mijn grote idool. 
Vanzelfsprekend: hoe beter de catering, des te succesvoller het congres. Berthold Brecht zei het al: ‘Erst kommt das Fressen, dann die Moral’
Ongetwijfeld: een goede en vooral onafhankelijke dagvoorzitter heeft invloed op de sfeer van het congres. Een hork van een voorzitter kan een congres verpesten; een lichtvoetige en positieve voorzitter kan een stug gezelschap ontdooien.

Het varende congres op het mooie schip gaf alle aanwezigen het gevoel: we zitten in hetzelfde schuitje, we zijn van elkaar afhankelijk. Iedereen onderging zowel de bedrijvigheid als de schoonheid van zowel de haven als van de natuur. We voeren langs werven, fabrieken en langs zomerhuisjes; we zagen onderweg biddende valkjes en een groepje reeën. De congresdeelnemers luisterden geconcentreerd naar de presentaties en vol belangstelling naar elkaar in de subgroepen. 
Omdat niemand van boord kon, moet iedereen het gevoel gehad hebben: laten we er het beste van maken. Net als destijds in die ark van Noach, dat indrukwekkende gevaarte, nu in de haven van Drachten. Schuitje varen, theetje drinken.