vrijdag 1 november 2013

POLITIEK ASIEL DOOR EEN BESCHAAFD ARABISCH LAND



De Islam was toch een achterlijke cultuur? Kunst was toch een linkse hobby en wetenschap megalomane verspilling?
Halbe Zijlstra, met de zure zwaveladem van Wilders in zijn nek, trok in Rutte I ten strijde tegen ‘de arrogantie van de juiste smaak’ en het ‘ondraaglijk snobisme’ van een zichzelf benoemde culturele elite.
En nu, najaar 2013, verhuist de door hem wegbezuinigde bibliotheek (400.000 boeken, 20.000 tijdschriften) van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT)/Het Tropenmuseum bijna in zijn geheel naar de Bibliotheca Alexandrina in Egypte! Op het laatste moment gered van de papiervernietigers van Zijlstra én Bussemaker. De doodstraf werd vlak voor het vonnis ingetrokken dankzij het politiek asiel van een beschaafd Arabisch land.

Wat is eigenlijk het verschil tussen Rutte I en Rutte II? Ja, Rutte ruilde de PVV in voor de PvdA… Maar hij bedong blijkbaar dat de nieuwe minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jet Bussemaker, nauwelijks afstand mocht nemen van het sloperswerk van haar voorganger Halbe Zijlstra.
Halbe werd immers de nieuwe fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. En omdat Mark en Diederik vriendjes werden, moest de PvdA natuurlijk niet moeilijk doen over dat irritante vriendje van het nieuwe vriendje: ‘les amis de mes amis sont mes amis’. “Gaan jullie maar leuk samen knikkeren, Halbe en Diederik. Geen ruzie maken, hoor” grinnikte Marc.
Zelfs De Volkskrant stak op vrijdag 2 november 2012, exact een jaar geleden, in een uitgebreide analyse Halbe Zijlstra een hart onder de riem. Zijn bezuinigingsoperatie was helemaal geen sloopwerk, maar een ‘onomkeerbare ontwikkeling’. Zijlstra wist het zelfs zo te draaien dat die cultuursnobs alle ellende over zichzelf hadden afgeroepen met hun arrogante Mars der Beschaving en hun irrationele en halsstarrige protesten… Dankzij dappere Halbe is er nu sprake van een ‘nieuw realisme’ in de cultuurwereld, zo waste De Volkskrant de oren van een groot deel van zijn eigen lezers, achterban van PvdA en D66.

De bibliotheek van het KIT gaat voor een groot deel over de Nederlandse koloniale geschiedenis van de afgelopen twee eeuwen. Daar hoeven Zijlstra en Wilders niet aan herinnerd te worden. Los van het feit dat Zijlstra erkent nooit boeken te lezen, mocht van hem díe geschiedenis en díe cultuur vernietigd en nu op transport gesteld worden naar het ‘achterlijke’ Egypte. Daar kan ons kolonialisme en onze slavenhandel door 'achterlijke' wetenschappers verder bestudeerd worden.
Cultuur in Nederland? “Blijf met je buitenlandse tengels af van onze prachtcultuur van Sinterklaas en Zwarte Piet”. Wilders dreigde zelfs uit de Verenigde Naties te stappen! De PVV waarschuwt de wereld voor het laatst.

In oktober leidde ik als onafhankelijk voorzitter een debat met de lokale politieke partijen in de gemeente Groningen over investeringen in kunst en cultuur. De zaal van het Grand Theatre aan de Grote Markt zat vol met bezorgde kunstenaars. Op het podium zaten kritische experts uit de wereld van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap én raadsleden van politieke partijen.
Elf partijen telt de Gemeenteraad. Maar er was niemand van de VVD, niemand van de ChristenUnie, niemand van de aan de PVV verwante Stadspartij, niemand van het CDA, niemand van de SP, zelfs geen hond van de Partij voor de Dieren. Halbe Zijlstra heeft het cynisme over Kunst en Cultuur blijkbaar met succes over het hele land uitgesmeerd. Ook in Groningen heb je politici die geen bezwaar hebben tegen het inzetten van papiervernietigers en andere machines voor de overbodige producten van schrijvers en dichters, musici en dansers, schilders en tekenaars, acteurs en filmers. Zet het zootje maar op transport naar Egypte of Siberië. Deze localo's zijn, in tegenstelling tot de ‘dappere’ Halbe, alleen te laf om daar en plein public voor uit te komen.

Het was mijn taak om als onafhankelijk voorzitter het debat in goede banen te leiden en het publiek te betrekken bij de discussies. Het werd een levendige en boeiende middag, maar nog nooit had ik zoveel moeite om onafhankelijk en neutraal te blijven.

zondag 27 oktober 2013

REGIE OVER EEN OGENBLIK STILTE


De lunch van een dagvoorzitter bestaat meestal uit een lopend buffet, maar bij kleine conferenties zitten de deelnemers tussen de middag soms aan tafel: kopje soep, kroketje, broodje, mandarijntje. Ook in de pauze houden we de regie in handen, rolvast en alert, vooral als we weten dat er onder de congresgangers belijdende christenen zijn, CDA-leden of mannenbroeders van de ChristenUnie: “Mag ik u verzoeken een ogenblik stil te zijn”. Na twintig à dertig seconden maak ik met vaste stem een eind aan het ritueel van bidden, staren, mediteren of schuifelen: “Eet u smakelijk allemaal"

Vrienden eten bij ons. We nemen plaats en laten onze ogen genietend over de met zorg gedekte tafel gaan, ik schenk de wijn in, wit bij het voorgerecht, ik wil het glas heffen… Maar dan doorbreekt Johan mijn stramme gastvrijheidsritueel. Met een verontschuldigende zachte stem vraagt hij om EEN OGENBLIK STILTE, terwijl ik nu wil toasten op onze gezondheid en onze vriendschap, om elkaar daarna even in de ogen te kijken, en dan ga ik onze vrienden smakelijk eten wensen en zeggen hoe fijn het weer is om bij elkaar te zijn, vervolgens komt het muzikale geklingel van de lepels, de zacht zoute smaak van de zelfgemaakte courgettesoep met blauwe schimmelkaas, en dan de eerste complimenten.
‘Sorry, natuurlijk, sorry’, stamel ik. Het woord ‘regiefoutje’ hou ik nog net binnen.
Johan en Henriette slaan hun ogen neer. In de twintig à dertig stille seconden spiegel ik mezelf eerst in het glazuur van mijn bord, dan gluur ik naar mijn vrienden, hun hoofd licht gebogen, geen geprevel maar devote concentratie.
Een stille zucht ontsnapt mij als ik mijn ogen opsla naar de lamp boven de tafel: veel te fel, moet ik dimmen; ik zie hoe goudgeel de wijn is en hoe frisgroen de kleine kogelronde spruitjes – geen seconde te lang gekookt -, ik adem de geur van het perfect geroosterde vlees in; ik strijk een kleine plooi recht in het tafellaken en leg mijn lepel in strak gelid naast mijn mes.
Ik gluur weer naar mijn gelovige vrienden - wat geloven ze eigenlijk? - en ik relativeer mijn regiefoutje: bijna al onze vrienden zijn heiden of hooguit van een tobberig ietsisme; terwijl mijn vrouw oogcontact met mij zoekt en ik flauw naar haar glimlach, besluit ik mijn ogen ook even te sluiten, nog net niet te laat. Ik heb nog wat fracties van seconden om de ongemakkelijke stilte tot mijzelf door te laten dringen, maar ik hoor mijn hart bonzen en mijn bloed suizen.
Dan verneem ik hoe Johan en Henriette zacht een kruis slaan, ze richten zich op. Ik verbreek de stilte: ik wens jullie smakelijk eten!

Als dagvoorzitter gebruiken we vaak een effectieve methode om te voorkomen dat discussies in subgroepen gekaapt worden door opdringerige deelnemers met drammerige ideologieën: we lezen eerst een stelling of vraag voor, daarna verzoeken we de groep om even na te denken en daarna in stilte een reactie of antwoord op papier te zetten. Soms begeleiden we die stilte met zachte klassieke muziek. Pas als iedereen, om de beurt, zijn of haar reactie heeft voorgelezen, mogen de discussies losbarsten.  Met stilte regisseren we het debat.


Noorwegen, afgelopen augustus.  We kampeerden langs de Peer Gynt Vej, op 1000 meter, in de eenzame natuur.
We voelden dat we twee nietige mensenkinderen waren, zonder enige invloed op wat zich om ons heen manifesteerde. De struiken droegen uit zichzelf volop blauwe bessen, de lage berken ruisten zomaar met hun eerste gele bladeren, het meer in de vlakte lag er zonder enige menselijke tussenkomst al eeuwen, de kleine beek meanderde er in zelfontworpen bogen onafhankelijk naar toe, de heuvels waren zichzelf, de stenen en keien hadden besloten om zich niet te verroeren, de wind besloot autonoom om te gaan liggen, de avond viel in zijn zelfbepaalde tempo, de zon ging zomaar onder. En het werd stil, absoluut stil. De stilte hield niet op, uur na uur, de hele avond en nacht bleef het stil.  Urenlange stilte, een fractie van een fractie van een seconde van de eeuwige stilte. Ik heb mijn hoofd gebogen voor de machtige en eeuwige natuur, voor Moeder Aarde. De regie heb ik uit mijn handen laten vallen. Ik heb mijn nietigheid en tijdigheid erkend, zo zacht mogelijk geademd, mijn ogen gesloten en gebeden zonder te prevelen.  

Als ik voortaan om een ogenblik stilte vraag of als ik op verzoek van anderen even stil moet zijn, probeer ik het verlangen naar dit moment, deze sfeer, daar in Noorwegen, gedurende twintig à dertig seconden weer op te roepen.

zaterdag 20 juli 2013

BACH: OPGEFOKTE ADHD-PUBER, KORT LONTJE

De buurtbewoonster: “De herrie is soms niet te harden. Vooral ’s avonds word je gek van het gebrul en gebral. Al dat volk dat via onze straat naar de kroegen op de markt loopt. ’s Nachts zwalken ze beschonken vanaf de markt weer naar huis, ruzie zoekend, scheldend, er vallen klappen”
Student Johan Geyersbach: “Die arrogante bal had mij die middag uitgemaakt voor een valse geit en een klote-fagottist. We speelden op een feest, nota bene van de kerk, en hij zeikte iedereen af. En dan hebben ze die opgefokte puber van 20 hier ook nog aangesteld als dirigent!”
Barbara Catharina, achternicht van verdachte B.: “We liepen die avond rustig in de richting van de markt, toen ze met z’n vijven op ons af kwamen, die Geyersbach voorop. Met stokken! Hij eiste excuses van B. en vervolgens schold hij hem uit voor hondenlul of smerige hond, dat weet ik niet meer precies”
De buurtbewoonster: “Als brulapen stormden ze op elkaar af. Toen zag ik dat B. zijn mes trok, het leek wel een slagersmes. Die Geyersbach probeerde B. met zijn knuppel van zich af te houden. Maar B. was sneller en hij stak met zijn mes op Geyersbach in. Hij had hem wel kunnen vermoorden. En dat meisje maar gillen. Nou, toen hebben de andere knullen die twee uit elkaar weten te trekken. B. had de jas van Geyersbach volkomen aan flarden gesneden”

Aldus mijn vrije vertaling van het verslag van de zitting van het juridisch Consortium in Arnstadt, een provincieplaats in de buurt van Erfurt in Thüringen, Duitsland, gedateerd 5 augustus 1705.
Driehonderd zes jaar later had zo’n incident ook plaats hebben kunnen vinden in een provinciestad als Groningen, rond de Grote Markt. Het Dagblad van het Noorden had er ongetwijfeld gewag van gemaakt. Geschreeuw, intimidatie, een vechtpartij waarbij iemand een mes trekt, gegil, beschonken studenten. Als bewoner van de Oude Ebbingestraat erger ik mij in 2013 regelmatig aan het testosteron-gebral en -gebrul. Toch vraag ik me af: neemt het lawaai toe of mijn tolerantie af?
Wat dit voorval in Arnstadt pikant maakt is de naam van de hoofdverdachte: Bach!
Ja, Johann Sebastian. Ja, de geniale componist van de Matthäuspassion, ja de allergrootste componist die de bijna goddelijke eretitel ‘De Vijfde Evangelist’ draagt, ja de onovertroffen meester van fuga en contrapunt en ook nog eens vader van twintig kinderen. Díe Bach woonde van 1703 tot 1707 in Arnstadt, waar hij zijn eerste baan had als organist en dirigent van de Neukirche.
Op de markt van Arnstadt staat een bronzen beeld van Bach als jongeling: een tegen een steen leunende slungel met een arrogante blik in zijn ogen. Die Geyersbach had natuurlijk gelijk: Johann Sebastian was een opgefokte puber met een kort lontje. Nu zou deze ADHD-er al lang ontslagen zijn, zeker door een kerkbestuur.
Wel iets anders dan het beeld dat we kennen van de oude Bach: een streng heerschap met een gepoederde barokpruik. Beeldvorming dus.

Vorige maand brak er in NRC-Handelsblad een felle discussie uit over de taak van de overheid die ons zou moeten beschermen tegen geluidsvervuiling in de publieke ruimte. Het ging vooral om het opdringerige gedreun van moderne party’s, met hun onontkoombare beats van House, Techno en Metal. Maar valt het gebrul van geniale muzikale pubers hier ook onder? Valt de uitvoering vorige maand van ‘Le Sacre du Printemps’ door het Noord Nederlands Orkest op onze Grote Markt ook onder overmatig lawaai in de publieke ruimte? Selectieve verontwaardiging? Wanneer moet de overheid ingrijpen?

Volgens Bachhagiografen was het een onschuldig akkefietje in Arnstadt, volgens andere biografen was het een complete rel. Uiteindelijk werd het conflict tussen de jonge musicus Bach en de student Geyersbach in der minne geschikt, na een formele berisping van beiden. Heel modern dus, een soort mediation avant la lettre.
In 1707 trouwde de stoere Bach met zijn achternicht Barbara Catharina…
Geen dag zonder Bach. Want Bach swingt en ontroert, Bach is innerlijke rust en intense beweging, Bach is jeugdige overmoed en bezonken wijsheid, Bach is het leven en de dood, Bach is ‘Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder’.

Onze tijd kan niet zonder de inspiratie van Bach. Al een paar keer heb ik korte stukjes instrumentele muziek van Bach een rol laten spelen bij kleine conferenties die ik voorzat. Bijvoorbeeld 'Inventions & Partita' voor viool, gespeeld door Janine Jansen. Emotionele, prikkelende, vrolijke, tot nadenken stemmende, soms hilarische en altijd verrassende muzikale pareltjes. Niet langer dan één tot anderhalve minuut. Om de concentratie te bevorderen in de aanloop naar een discussie, om te ontspannen na een felle discussie.

Onze tijd kan niet zonder Bach in de publieke ruimte. Sinds een paar jaar zet de gemeente Groningen met succes speciaal opgeleide mediators in bij conflicten tussen buren. Het merendeel van die burenruzies blijkt, net als driehonderd jaar geleden, te gaan over geluidsoverlast. Toch weet ik bijna zeker dat het zelden voorkomt dat jongeren op zomeravonden horendol worden van de oorverdovende dreunende boxen in de openstaande ramen en deuren van die wat oudere buren… met de Brandenburgse concerten van Bach, alle zes.

PS. Wellicht staat er binnenkort nóg een standbeeld van een beroemdheid op de markt van Arnstadt: Marcel Kittel, sprinter en viervoudig etappewinnaar in de laatste Tour de France. Geboren in Arnstadt, 25 jaar geleden.

zaterdag 6 juli 2013

HET ERGSTE MOET NOG KOMEN, STUDENTEN WETEN VAN NIETS


Wist jij, toen je 22 was, wie Jan Cottaar was?
Ik kan me niet indenken dat ik dat toen niet wist.
Bob Spaak kende je ook?
Volgens mij wel. Ook zo’n sportverslaggever. Deed veel schaatsen.
Wist jij toen hoe de krant van de Nederlandse communisten heette?
Toen ik 22 was? Ja, die krant heette De Waarheid. Hoezo?
En de meest rechtse krant?
Dat was De Telegraaf. En dat is nog steeds zo.
Wist jij, toen je 22 was, hoe de actualiteitenrubriek op tv heette van de NCRV?
Dat was toch Hier en Nu?
Wist jij, toen je 22 was, wat een primeur betekende?
Een primeur in de krant of op tv? Ja, dat moet ik toen zeker geweten hebben.
Las je boeken van Willem Frederik Hermans?
Ik geloof dat ik ‘Nooit meer slapen’ had gelezen. Was toen kort daarvóór verschenen.
Je wist dus wie Hermans was?
Ja natuurlijk. Dat wist toch iedereen!
Nou iedereen… Jij studeerde, dus je wist misschien wat meer dan andere jongeren. Wist je toen hoe de minister van onderwijs heette?
Ik zou het nu in elk geval niet meer weten. Heb je het opgezocht?
Veringa…
Tja, komt me vaag bekend voor. Hebben we gedemonstreerd tegen die man? Maar waarom vraag je me dit allemaal?

Deze week gaf ik een training over conflicthantering aan derdejaars studenten Communicatie. We deden een realistisch rollenspel, waarbij trainingsacteurs waren ingezet, over conflicten bij een krant.
- Aan haar ogen zie ik dat de ongeveer 22-jarige student een cruciaal woord mist. Het blijkt dat ze niet weet wat een ‘scoop’ is.
- Een acteur vertelt in zijn rol over zijn optreden bij het televisieprogramma Nieuwsuur. Het merendeel van de studenten lijkt geen idee te hebben welk programma dat is.
- Een andere acteur schept op dat hij Mart Smeets kent. "Wie?" roepen drie studenten in koor. "Zoiets als Umberto Tan, maar dan twee keer zo oud" lacht de trainingsacteur. Twee van de drie studenten kijken elkaar glazig aan.
- "Ach wat is nieuws. De vis van vandaag is verpakt in het nieuws van gisteren". Ik zie slechts bij een enkele student een glimlach van herkenning over deze uitdrukking.
- "Meneer, wat betekent 'het achterste van je tong laten zien'?"

Een van de communicatiestudenten is mij tijdens de training positief opgevallen. Ze is een jaar of 22 en ze heet Laura.
"Leuke naam" zeg ik. "Ik lees net over Laura in ‘Ventoux’ van Bert Wagendorp"
"Sorry, zegt me niets"
"Die bestseller van Bert Wagendorp, van De Volkskrant…"
"….."

Aan het eind van de trainingsdag praat ik met een 22-jarige student wat na, over zijn afstuderen. Hij heeft een beetje vertraging opgelopen. Ik grap: "Ach, daar zal Jet Bussemaker niet van wakker liggen"
Ik moet mijn grap dus uitleggen; altijd pijnlijk.
"Eh, de minister van onderwijs. Ik bedoel, die vertraging van jou valt toch mee."

Op een bepaald moment tijdens de training maak ik een opmerking over de recente conclusies van de Universiteit van Maastricht: 80% van de communicatie- en journalistiekstudenten zal geen werk vinden in het vak waarvoor ze worden opgeleid!
Ik zie hoe veel studenten schrikken: dit is blijkbaar écht nieuws voor hen!!!
Het slechte nieuws heeft een klein deel van de groep 'gelukkig' wel bereikt.

Er volgt een korte felle discussie, waarin ik het verwijt krijg dat ik de studenten alle hoop ontneem.
Inderdaad, in de loop van deze dag voel ík me steeds hopelozer. Het is mij droef te moede hoe defensief en lusteloos de meeste reacties zijn, van zowel opleidingen als studenten.
Schopenhauer flitst door mijn hoofd: 'Het ergste moet nog komen'. Maar ik laat het achterste van mijn tong niet zien. Ik reageer daarentegen laconiek: ‘Ik ben alleen de boodschapper van het slechte nieuws’.






zondag 23 juni 2013

DE MASSAMOORD OP ONZE BUURTBEWONERS

 
In onze buurt, binnen een straal van honderd meter van ons huis, in het noordelijk deel van de Groningse binnenstad, zijn eenendertig mensen in koelen bloede vermoord: vijftien mannen en jongens, zestien vrouwen en meisjes.
Er waren vijf kinderen bij: de jongste was 3 jaar, hij heette Marcus Kropveld en woonde in de Hofstraat 30a.  Ook zes oudere mensen, boven de zestig, werden vermoord. De oudste was Leman Alexander Druijf, 81 jaar, hij woonde in het begin van de Kleine Butjesstraat, schuin tegenover de Sint Michaelschool waar onze kleindochter nu op zit.
De meeste vermoorde mensen woonden in gezinnen. Vijf van mijn buurtgenoten waren alleenstaand.
Het grootste gezin was de familie Van Berg: 5 mensen. Ze woonden in de Rode Weeshuisstraat 36; het gezin bestond uit vader Marcus en moeder Leentje Van Berg en de volwassen kinderen Mina (33), Henriette (31) en Herman (23).
Het uitgemoorde gezin Gans bestond uit vier personen. De familie woonde in een klein bovenhuis in de Nieuwe Ebbingestraat 11 a, direct aan de andere kant van de Ebbingebrug.
Voor zover bekend is in mijn eigen straat, de drukke Oude Ebbingestraat, alleen Luise Arends omgekomen. Ze woonde op nummer 24a, schuin bij ons aan de overkant.
In de smalle zijstraten zijn de meeste mensen vermoord: het jonge gezin Stoppelman in de Jacobijnenstraat 11a, de al eerder genoemde familie Kropveld in de Hofstraat en meneer Druijf in de Kleine Butjesstraat. Mevrouw Betje van Gelder, 76 jaar, woonde in de Hardewikerstraat 31.
De Rode Weeshuisstraat is het hardst getroffen. Hier werden twaalf mensen vermoord.
Andere straten in mijn directe omgeving: de Sint Walburgstraat (twee doden op nummer 12), de Turfsingel (twee oudere mensen vermoord op nummer 31 a, bijna naast het huis van mijn overgrootouders) en op het eerste deel van het Boterdiep (vlakbij onze slagerij De Groene Weg) twee mensen: Hendellena Bollegraaf en Karel Vissel.
Die Karel Vissel was paardenslager. Hij werd geboren in Warffum en vermoord op zevenenvijftig jarige leeftijd.

Bijna alle mensen werden ver van Groningen vermoord. Je rijdt volgens de ANWB-routeplanner in iets meer dan 11 uur naar die plek, naar Oswiecim: 1091 kilometer naar het oosten. In de laatste tien kilometer moet je even opletten: neem de tweede afslag op de rotonde naar de Ulica Stanislawa Konarskiego en houdt na 2,8 kilimeter rechts aan op de Ulica Gen. Jaroslawa Debrowskiego. Na 70 meter ben je gearriveerd op de Ulica Chemikow en heb je je bestemming bereikt. Het is eigenlijk niet eens zo ver en het is niet moeilijk te vinden. Je moet het alleen even weten.
Aan brandstof ben je € 163,- benzine of € 117,- diesel kwijt. Gas is het voordeligst: € 110,- enkele reis.
Zeventig jaar geleden heette deze plaats Auschwitz.
De meesten van mijn buurtgenoten werden er in de winter van 1942-1943 vergast. Sommige gezinsleden gingen op dezelfde dag de gaskamer in, zoals moeder Daatje en dochter Mary Stoppelman.
Ik weet deze gruwelijke feiten sinds ik de app ‘JoodseHuizen’ gedownload heb op mijn mobiel. Eerst vroeg dit medium of het mijn huidige locatie mocht gebruiken. Vond ik OK. Daarna zag ik op een plattegrond van onze wijk de huizen waarin de vermoorde Joden hadden gewoond.
Zes van deze schuldige huizen staan er nog, de andere zijn in de loop der jaren gesloopt.

Nadat ik de panden had gefotografeerd, liep ik met loodzware benen terug naar huis. Onderweg kwam ik een groep demonstranten tegen, die mijn steun vroegen voor de door Israel onderdrukte Palestijnen. Dat kon ik op dat moment even niet verwerken. Schaamtevol keek ik een andere kant op en ik dacht aan Marcus Kropveld, drie jaar oud.

zondag 17 februari 2013

MISDAAD EN STRAF EN DE KRACHT VAN DE LIEFDE


Overal in de stad kom ik hem tegen: op de Turfsingel en de Westersingel, op het Damsterdiep en het Schuitendiep, op het Blauwborgje langs het Zernike Complex en op de van Iddekingeweg in De Wijert. Deze in zichzelf gekeerde bleke man kijkt mij indringend aan met een tragische blik. Op zijn witte hemd zitten een paar bloedspatten. Om zijn nek en schouders hangt een jonge vrouw, ook in zichzelf gekeerd, in volle overgave aan hem.
Ik weet wie mij vanaf de affiches zo strak en bijna beschuldigend aankijken: Rodion Romanovitsj Raskolnikov en zijn geliefde Sofia Semjonovna Marmeladova, kortweg Sonja.

Wie die mensen zijn en wat zij doen in Groningen? Raskolnikov en Sonja zijn twee complexe personages, waarin de zwartste gruwel en de lichtste liefde zijn samengebald, alle misdaad en alle twijfel, alle wanhoop en alle trouw die een mens in zich heeft. Honderdvijftig jaar geleden schreef Dostojevski hun dramatische geschiedenis op in ‘Misdaad en Straf’.
Vanaf zondag 3 maart speelt het Noord Nederlands Toneel ‘Misdaad en Straf – en de kracht van de Liefde’. Eerst twee weken in de Groningse Stadsschouwburg, daarna tot 8 mei in alle belangrijke theaters van Nederland.
Op tientallen plekken in de stad kom ik hem tegen: onze zoon Joris speelt Raskolnikov… Overal kijkt hij mij strak aan op die levensgrote posters, met een blik die ik nauwelijks verdraag. Een vervreemdend gevoel. Met priemende ogen lijkt hij mij ter verantwoording te roepen. Ik kan hem niet ontwijken, al sus ik mijzelf met ‘Het is maar toneel, hij is maar een personage’.

Wij hebben een zoon die het vermogen heeft om zich in te leven in de gedachtewereld van een misdadiger. Hij heeft het talent om in de huid te kruipen van Raskolnikov, door wie Nietzsche werd geïnspireerd voor zijn theorie over de Übermensch.
Eerder verplaatste Joris zich als acteur in de gekwelde Heathcliff, het zielige meisje Tina, de krolse Cheshire Cat. In filmrollen was hij een angstige autist, een jonge frauderende projectontwikkelaar, een vertrapte krijgsgevangene in Birma. 
Je in een ander verplaatsen, is dat gewoon een vak dat je kunt leren op een toneelschool?

Joris beschikt ontegenzeglijk over een prachtig talent, waarvan de facetten zijn geslepen en aangescherpt op de toneelacademie van Maastricht. Maar toch: wat hij doet is niet louter professioneel. Wat acteurs doen gaat verder. Ze laten iets wezenlijks, iets essentieel menselijks zien. Maar helaas, het is iets dat veel mensen niet meer kunnen (of willen of durven of mogen) opbrengen: je verplaatsen en verdiepen in de motieven en gedachten van anderen.
In deze ego-samenleving zijn andere mensen steeds vaker ‘vreemd’: vreemden maken ons onzeker en bang, de vreemde ander moet vermeden of geweerd worden. De ander is alles wat ik zelf niet ben en niet wil zijn. De ander is xenofoob en ik ben dat zeker niet, de ander is onbereikbaar en onberekenbaar. De ander is misdadig, krols, zielig en frauderend. Steeds minder herkennen we onszelf in de ander.

Acteurs, in goede films en toneelstukken, overbruggen in hun rollen de afstand tussen mij en de ander, tussen Ik en Jij, tussen het hier-en-nu en het Eeuwige, tussen vader en zoon. Fundamentele overbrugging betekent dat ik Raskolnikov in mijzelf herken, dat ik de misdadiger ben die de woekeraarster Aljona Ivanovna en haar zus Lizaveta had kunnen vermoorden, maar dat ik ook de onvoorwaardelijke liefde van Sonja in mij heb.
Met priemende ogen kijkt Raskolnikov/Joris dwars door mij heen, op elke hoek van de straat. Ik kan mezelf niet sussen. De ander is geen personage, maar een deel van mijzelf. De zoon confronteert de vader met zichzelf, de zoon is een deel van de vader.

Voor kaarten, zie www.nnt.nl