donderdag 23 februari 2017

SPIRITUEEL NAVIGATIESYSTEEM 2 + JONGENSVRIENDSCHAP 2

Pater Frans, Benedictijner monnik, grote vriend van mijn ouders, had in de jaren vijftig de leiding over de tuinen en de boerderij van de abdij van Egmond. Als jongetje van een jaar of zes mocht ik op een zonnige lentedag met mijn ouders mee naar Egmond. (Wat vreemd, bedenk ik nu, waar waren de vijf andere kinderen die dag? Mochten ze niet mee?)
Ik weet nog goed hoe pater Frans, zelf een stoere boerenzoon, ons enthousiast het bedrijf liet zien. We wandelden door de stallen, de moestuinen, de bijzondere vlindertuin en de bloementuin. In een perk vol kleuren en geuren liet ik bloemen zacht door mijn handen gaan, tot ik plotseling door een woedende bij gestoken werd. Eerst een korte gil van de schrik; daarna brulde ik met een minutenlange schreeuw van pijn de stilte omver en huilde ik de brevierende monniken uit hun concentratie.
“Ik wil weheheg, naar huihuihuis, ik wil nooit meer naar het kloohoohooster” moet ik gejammerd hebben. Daar heb ik me jarenlang aan gehouden. Maar achteraf bleek ik op die lentedag in Egmond toch stevig geraakt te zijn door het fenomeen ‘klooster’.

In 1946 had pater Frans mijn ouders getrouwd; tussen 1947 en 1957 doopte hij bijna jaarlijks een van hun babyboom-kinderen; een van mijn broers werd naar hem vernoemd: Franciscus Benedictus. En in 1996 leidde hij, zelf al hoogbejaard, de uitvaart van mijn te vroeg
gestorven broer Willibrordus Antonius.
Tot dan toe had ik pater Frans hoog gehad, maar in de delicate voorbereiding voor die uitvaart viel hij van zijn voetstuk. Ik trof een zure Benedictijn aan, een zelfingenomen oude man, die mij omver blies met zijn canonieke regelzucht en zijn pijnlijke gebrek aan openheid. Vanaf dat moment wist ik dat ik zó niet oud wilde worden.

Zo’n dertig jaar geleden bracht ik voor het eerst een paar dagen door in de abdij van Chevetogne in de Belgische Ardennen. Wij waren met z’n drieën, Jan, Joop en ik. Wij waren bevriende collega’s en wij keken, meestal met een nostalgische glimlach maar soms ook cynisch en verwijtend, terug op onze Roomse jeugd.
Wat mijzelf betreft: ik was vooral nieuwsgierig. Naar die monniken in hun zwarte pijen, naar wat die wereldvreemde mannen er toe geroepen had om zich terug te trekken in dat gigantische kloostergebouw diep in het Ardeense woud.
Er was nog iets dat mij toen naar dat bijzondere klooster trok: een onbestemd verlangen naar stilte, een onuitgesproken behoefte om ergens te zijn waar ik mezelf eens niet zou horen redeneren, waar ik mijn stem niet zou hoeven te verheffen.
Die eerste driedaagse in Chevetogne was onvergetelijk. De Byzantijnse gezangen van de monniken: zelden was ik zó verrast door muzikale schoonheid. De diensten op zaterdagavond en zondagochtend: piekervaringen! Ademloos luisterde ik naar volmaakte harmonie, toegewijde stemmen, mystieke mineurklanken. Al verstond ik geen woord van de Oud-Slavische teksten en snapte ik weinig van die urenlange liturgieën, ik voelde mij opgenomen in een spirituele gemeenschap. Tijdens de stille maaltijden met de monniken in de grote refter werd ik geraakt door een gevoel van vriendschap, mannenbroederschap.
De vriendschap met Jan en Joop is sindsdien gegroeid en verdiept. We zijn al jaren geen collega’s meer, we zijn nu gepensioneerde mannen, vrienden voor het leven. We hebben lief en leed gedeeld in Chevetogne, samen het leven doorgenomen. En we hadden onbedaarlijke lol met onze wildste fantasieën over de escapades van de monniken en over de Goddelijke lik-op-stuk straffen die daarop zouden volgen.
Chevetogne maakte ons niet vroom, maar wel bescheiden. In Chevetogne kom ik soms in de buurt van mijn verlangen naar ‘afwezigheid’. Ik vind er de mensen, de sfeer en de stilte om mijn ego wat te relativeren.

Een jaar of twee later leerde ik père Cyrille kennen, monnik in Chevetogne, inspirerende levenskunstenaar. Hij was toen gastenpater. In oktober 2012 schreef ik over hem een ‘Voorzet’ onder de titel: “We hebben een spiritueel navigatiesysteem nodig”. Nog steeds is dit verreweg mijn meest gelezen blog ooit. En nog steeds ben ik op zoek naar zo'n referentiekader, terwijl ik mij ondertussen troost met de dichtregel van Rutger Kopland: ‘Wie vindt heeft slecht gezocht’.
Na alle gesprekken met Cyrille voel ik toch enige schroom om de relatie met hem te benoemen. Maar het is gewoon vriendschap, warm en wederzijds en belangeloos.
Ik denk dat hij dat komend weekend op zijn eigen manier zal bevestigen als ik weer in Chevetogne ben. Maar wat is mannenvriendschap toch lastig.
Komend weekend dus naar Chevetogne, met de groep van acht vrienden aan wie ik ook al een blog heb gewijd, anderhalf jaar geleden, getiteld ‘Jongensvriendschap’. Kwetsbare vriendschappen uit 1959, jongens van het Klein Seminarie. Twee jaar geleden hebben we elkaar teruggevonden, als mannen van bijna zeventig. Niemand was priester geworden, maar iedereen bleek op zoek naar een spiritueel navigatiesysteem.
In ‘Jongensvriendschap’ citeerde ik een ontroerend lied van cabaretier Joost Nuissl. Over de onvergetelijke ervaring van hervonden vriendschap en verbondenheid:

Mijn lieve god, hoe is ’t mogelijk dat ik je hier ontmoet?
Ik dacht dat ik je nimmer weer zou zien
Ik dacht, ik weet niet wat ik dacht, maar ik denk nu wat is ’t goed
Meesterlijk en aardig bovendien

We hebben een afspraak met Cyrille. Hij zal ons rondleiden in de abdij en dan ontstaan er gesprekken over…? Ooit gaf Cyrille in een van die gesprekken een typering van de liturgie van de Mis: ‘Het mysterie van het leven vieren’.
Nu hoop ik dat we met z’n achten het mysterie van de vriendschap vieren, ieder op zijn eigen wijze, en dat het een feest wordt in die wonderlijke gemeenschap van de mannenbroeders van Chevetogne. Want zó willen wij wel oud worden!
Mysterie, vriendschap, het leven, mannenbroeders… zware woorden.
Honderd jaar geleden schreef Nescio het verhaal ‘Titaantjes’. Het gaat over vriendschap, het gaat over ons, met andere namen en met z’n achten. Hoor hoe licht het kan klinken:

“Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe 't moest. We, dat waren wij, met z'n vijven. Alle andere menschen waren 'ze'. 'Ze', die niets snapten en niets zagen. 'Wat?' zei Bavink, 'God? je praat over God? Hun warme eten is hun God.' Op enkele 'goeie kerels' na werd iedereen door ons veracht. Heel stilletjes zeg ik daar nu bij: 'En niet ten onrechte', maar dat mag niemand hooren. Ik ben nu geen held meer. Je weet niet hoe je de menschen nog eens noodig kunt hebben. En Hoyer vindt ook dat je geen aanstoot moet geven. Van Bekker zie of hoor je niks meer. En Kees Ploeger praat van die rare kerels die 'm op den slechten weg brachten. Maar toen waren we in de dagen onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf. “






vrijdag 3 februari 2017

WIE BEN IK IN DIT FASCINERENDE FILMSCRIPT OVER 'DENNENDAL'?

De Franse schrijver en filosoof Michel Houellebecq zegt in zijn roman ‘Onderworpen’: “Het verleden is altijd mooi. En wat dat betreft, ook de toekomst. Alleen het heden doet pijn.”
Een paar dagen geleden keek ik met ingehouden adem, verkrampte spieren en hooggespannen zintuigen naar mijn verleden in de roemruchte zwakzinnigeninrichting Dennendal. Bijna twee uur heb ik naar het verhaal van Bartho Smit van vijfenveertig jaar geleden gekeken.

(Dennendal? Ik werkte er van 1970 tot 1974 als lid van wat nu het Managementteam zou heten. Carel Muller was de grote inspirator, de goeroe wellicht, de directeur van Dennendal. Wij wilden breken met het ‘medisch model’, probeerden de organisatie te democratiseren en waren van plan om de inrichting open te stellen voor de samenleving. Werd het experiment een mislukking? In juli 1974 werd de bezetting van een van de paviljoens van Dennendal door een politiemacht gebroken: besluit van het als progressief betitelde kabinet van Joop den Uyl. Een regelrechte rel, waar toentertijd de kranten bol van stonden. Maar dankzij Dennendal kantelde de zorg voor verstandelijk gehandicapten.)

Zes jaar geleden maakte onze zoon Joris, gefascineerd door het verhaal over Dennendal, een voorstelling over het historische conflict. Samen met hem speelde ik zíjn stuk in theaters, op festivals en in zorginstellingen. Joris wilde laten zien dat iedereen iets nodig heeft om voor te strijden, iets wat het leven de moeite waard maakt, iets waarvoor je je bed uit komt. Maar waar kun je mij en mijn generatie Nix nog voor wakker maken, vroeg Joris zich af. We hebben alles, we hoeven nergens moeite voor te doen, we hebben geen idealen meer nodig om iets te bereiken…Dus Joris zette zijn idealistische vader hoog op een voetstuk. Uiteraard wilde ik daar niets van weten en dat had tot gevolg dat ik zijn theatrale opzet omver kegelde. Generatieconflict? Het lukte niet om een conflict over het Dennendalconflict te krijgen. Wij bleven als vader en zoon van elkaar houden.

En nu heeft hij een filmscript geschreven over de opkomst en ondergang van Dennendal. Veertien gerenommeerde acteurs van het Nationale Theater in Den Haag, collega’s van Joris, lazen de rollen van de film die hopelijk gemaakt zal worden. In een kleine zaal van de Koninklijke Schouwburg voltrok zich het drama vol strijd en twijfel, liefde en jaloezie, macht en onmacht, heldhaftigheid en angst, mededogen en egoïsme. In dat spektakel keek ik naar mijzelf, groeiend van een bijrol naar een hoofdrol.
Heden en verleden vloeiden door elkaar. Daar in mijn theaterstoel ervoer ik weer hoe ik had genoten van het gevoel dat wij in 1974 het gesprek bepaalden van ‘progressief’ Nederland, hoe we het nieuws beheersten en manipuleerden, hoe we onze tegenstanders uitlachten. Ik genoot weer van de krankzinnige en ontroerende verrassingen van onze zwakzinnige ‘pupillen’, van de solidariteit van veel ouders, van de kameraadschap onder groepsleiders en stafleden. Vanuit de veilige afstand van het nu vermaakte ik mij over het krampachtige gestuntel van al die domme en bekrompen politici, van de belachelijke hetze en het nep-nieuws in de koppen en kolommen van De Telegraaf. Inderdaad: het verleden was mooi. Hoofdzakelijk mooi…
Sex & drugs & rock and roll, maar ook ontrouw en bedrog, ondermijnden mijn eerste huwelijk en dat doet in het heden nog steeds pijn. Joris had mijn ex-vrouw een droeve rol in het script gegeven.
Tijdens het Dennendalconflict kantelde mijn leven. Ik leerde Coby kennen, met wie ik sinds 1980 samen ben. In het stuk speelt zij een kritische journalist, die mij met pijnlijke vragen bestookt. Nooit zal ik vergeten hoe ik toen genoot van de spanning. Zo mooi en soms zo moeilijk: die pijnlijke vragen stelt zij nog steeds… Wij werden de ouders van Joris, die nu het script over ons leven schrijft. Bizar en spannend.
De panelen verschuiven, het decor wisselt voortdurend tussen verleden en heden. Ik kom mijzelf in het script van Joris tegen als een voorzichtig mens tussen alle radicalo’s. Maar nu als kijker ervaar ik die Bartho als een slapjanus, ja het heden doet pijn. Of zijn het twee kanten van dezelfde medaille? Ik kom mijzelf via de acteurs van het Nationaal Theater tegen als een steeds grotere supporter van Dennendaldirecteur Carel Muller. Vanuit mijn comfortabele theaterstoel nu hoor ik een Bartho die zijn kritisch vermogen en onafhankelijkheid inlevert, ja het heden doet pijn. Weer de twee kanten van de medaille, maar ook de kracht van het script van Joris: niet eendimensionaal maar vol dilemma's, geen clichés van helden óf schurken maar een meeslepend verhaal van twijfelende mensen.

In de Dennendalvoorstelling die wij zes jaar geleden speelden voerde Joris een zwaar bewapende politiemacht op, met waterkanonnen en tanks, straaljagers en helikopters. “Ach Joris” zeg ik dan “het waren de plaatselijke koddebeiers uit Den Dolder en Zeist die de bezetting van paviljoen Lorentz zo vreedzaam mogelijk moesten beëindigen. Wij kénden die mannen…”
Dus ik relativeerde het drama kapot, met als gevolg een theatrale woede-uitbarsting van Joris, mijn tegenspeler én mijn zoon. Hij maakte het verleden mooi, ik verknoeide de voorstelling. Maar dat deed ik in opdracht van Joris! Hijzelf had die tekst inclusief míjn rol geschreven…
En de toeschouwer bleef in verwarring achter, want wie was wie in die voorstelling en wie was aan het woord? Joris de acteur of de zoon? Welke Bartho?
En precies dát overkwam mij toen ik naar het filmscript en de acteurs luisterde. Wie ben ik? Wie was ik? Wat komt er van mij terecht? Fascinerende psychologie, indringende filosofie, verwarrend theater, doodvermoeiend narcisme.

Na afloop van de scriptlezing namen Joris en ik plaats op het podium voor de reacties van de acteurs en de bezoekers. Het was heel geanimeerd, maar ik weet nauwelijks meer waar we het over hebben gehad. Daarom citeer ik, zonder permissie, uit een app van acteur Mark Rietman aan Joris: “Ik vind dat je een fantastisch script hebt geschreven! En je vader en jij, twee mooie mensen.”

donderdag 19 januari 2017

DRIEKONINGEN IN GRONINGEN? GLASNOST?

In 1946, een paar maanden na hun trouwen, kochten mijn ouders ter completering van hun uitzet een Kerststal. Alle beeldjes, van keramiek, handbeschilderd en geglazuurd, hebben elk een unieke persoonlijke uitdrukking. Op de gezichten van Jozef en Maria, de herders en de drie koningen, de kameel van de zwarte koning Caspar en zelfs de schapen, lees je hun specifieke rol in het legendarische verhaal.

Tien jaar geleden overleed mijn moeder, een jaar na mijn vader. Ze haalden allebei de leeftijd van de allersterksten: 93 jaar. De verdeling van de bescheiden bezittingen van onze ouders leverde in ons gezin geen noemenswaardige spanningen op. Ieder van ons vijven kreeg iets van zijn of haar gading. Alleen de Kerststal, nog helemaal compleet, nog verpakt in de kartonnen margarinedoos uit 1946, de beeldjes in crêpepapier, viel niet te verdelen.
Voor de laatste keer bijeen in het kleine appartement in het verzorgingshuis Eykensteijn (onder ons gezegd Lijkenstein) vonden we die middag een oplossing die perfect bij ons gezin paste. Mijn vader bijvoorbeeld vond het maar lastig om onderzoek te doen bij de regelmatige ruzies in het grote gezin. Bij gedonder wees hij meestal iemand anders aan als schuldige. Pijnlijk voor de zondebok, maar de volgende keer was iemand anders de lul.
Dat rouleersysteem werkte de-escalerend en relativerend. En in die geest besloten wij ook de Kerststal te laten rouleren. Pragmatische oplossing, geen scheve ogen én elk jaar een kleine familiereünie, fijn cocoonen in de vredige sfeer van vroeger.
Want sinds 2007 komen we jaarlijks als broers en zussen mét onze aanhang bij elkaar op Driekoningen. Het is altijd een dag van ouderwetse warmte en huiselijkheid, begin januari, met eten en drinken én naar goed katholiek gebruik een Driekoningentaart. Die taart wordt verdeeld in tien punten; in één van de punten zit een dikke boon verstopt. Wie al snoepend en smakkend de boon aantreft is de koning, krijgt de Kerststal mee naar huis en organiseert de volgende Driekoningenverloting.
Helaas brak er dit jaar opeens een winter uit op zaterdag 7 januari. Mist, ijzel, natte en droge sneeuw, mét storm en windstoten, maakten het voor de verre familieleden ondoenlijk om naar Groningen af te reizen. Ja, want wíj hadden dit keer de Kerststal. Dus uitstel. Het wordt nu half februari.

De Russisch orthodoxe kerk viert het feest van Kerstmis meestal op de dag dat wij in ‘het westen’ Driekoningen vieren, dit jaar op 6 en 7 januari.  In verschillende kranten zagen we foto’s van Poetin de opportunist, met z’n deemoedigste gezicht temidden van Russische prelaten.
Op 19 januari, gisteren dus, vieren ze in Rusland Driekoningen, met o.a. een duik in rivieren en meren met Siberische temperaturen. Daar zien we ook vast foto’s of filmpjes van, het liefst met Poetin op z’n aller heldhaftigst.
De Russische tradities, de cultuur, de religie die sinds de val van de Sovjet Unie weer beleden mag worden, de melancholische muziek en de feesten, ik kan er van genieten. Ik heb veel meer affiniteit met de rijke Russische cultuur dan met het platte commerciële Amerikaanse gejengel en geschreeuw.
De merkwaardige belangstelling vanuit Rusland voor mijn blogs was het onderwerp van mijn laatste Voorzet van 2016. In de tweede helft van december kwam liefst veertig procent van mijn hits uit het land van Poetin. Dat riep bij mij een ongemakkelijk gevoel op. Ik beloofde mijn lezers op de hoogte te houden van de ontwikkelingen.
Vervolgens nam in de eerste helft van januari het (nep)nieuws over een soort Russische cyberoorlog tegen Amerika groteske vormen aan. Mijn privé smeekbede aan Poetin om гла́сность, Glasnost, Openheid dus, had internationaal een averechts effect.

En dan nu de recente ontwikkelingen rond mijn blog: de Russen lijken hun belangstelling volledig te hebben verloren! Althans volgens de statistieken, de harde cijfers van Blogspot. Eind december, daags na mijn laatste Voorzet, zette de daling van de Russische pottenkijkers al in; begin januari waren het er minder dan tien per dag.  In de afgelopen drie dagen trok ik niet zoveel lezers of bezoekers naar mijn blog: ruim veertig hits, waarvan 21 uit Nederland, 10 uit België en verder wat gespreide belangstelling uit andere landen. Inclusief 1 nieuwsgierige uit Oekraïne en 0 (nul) uit Rusland!
Ik pijnig mijn hersenen voor een verklaring en kom niet verder dan bizarre complottheorieën (maar daar smullen ze van in Rusland, ook in 2017)
-       Hebben ze bij de Федеральная служба безопасности , de Federale Veiligheidsdienst FSB, bedacht dat ze onze warme familiereünie met rust moeten laten, omdat die zo nauw aansluit bij de Russische traditie?
-       Of hebben de Russen in plaats van een cyberaanval op 7 januari een koufront op Groningen afgestuurd, zodat onze Driekoningenverloting niet kon doorgaan?
-       Hebben de Russen hun handen vol aan het verspreiden en daarna verdonkeremanen van de electorale en pornografische strapatsen van Trump en hebben ze geen zin en geen tijd meer voor zo’n onnozelaar als ik?
-       Mij een beetje bang maken en dat langzaam opvoeren en mij vervolgens chanteren of als zondebok aanmerken, ach wat een onzin. Maar wat ik ook verzin: het is en blijft raadselachtig. Glasnost? Ho maar.
-       Waarschuwing: klik alleen op eigen risico mijn Voorzet aan ‘De Russen dringen mijn blog binnen’ van 29 december 2016. Voor je het weet, heb je tientallen Russen in je mailbox, je website, je blog, je app. Of regelmatig telefoontjes met Russisch gehijg. Vertrouw ook de Oekraïners niet. Alle avances van rondborstige dames uit die streken afslaan!

En vandaag op 20 januari wordt Trump beëdigd als President van Amerika. Wat gaan ze doen, de twee wereldmannen Trump en Poetin, de ware testosteronbommen? Wedstrijd ver pissen en armpje drukken, in welke variant dan ook?  Of de hobby van alle despoten en dictators beoefenen, van Erdogan tot Duterte, van koning Salman bin Abdulaziz Al Saud tot Lukashenko: de persvrijheid beteugelen, journalisten (voorgoed) de mond snoeren, onafhankelijke bloggers bespioneren, bedreigen en daarna met stokslagen aftuigen.

Het enige dat dan nog rest is hopen en meezingen met Nobelprijswinnaar Bob Dylan: The Times They Are Changing. Want zoiets moeten die drie koningen ook gevoeld hebben toen ze de ster boven Bethlehem zagen.