zondag 9 december 2012

VERBEELD JE MAAR NIETS: ER GAAT NIETS BOVEN GRONINGEN.


“Wat raad je me aan, hoe ga ik met Groningers om?”, vroeg ik ooit aan mijn vader, geboren Groninger, toen we van het midden van het land naar het Noorden verhuisden.
Hij wist het onmiddellijk: “Most gain verbeulding hemmen”.
Hij bedoelde dat je je (als ‘Hollander’) niets moet verbeelden, dat je je niet superieur moet wanen aan de Groningers. Groningers zijn daar zeer allergisch voor. Maar hij bedoelde niet dat je geen verbeeldingskracht mag hebben in Noord-Nederland.

Noord Frankrijk: grauw land met zwarte sintelbergen, daar reden we altijd zo hard mogelijk doorheen. Op weg naar het verrukkelijke Parijs hielden we van Kortrijk tot voorbij Arras het liefst de adem in. Lille (Rijsel op z’n Vlaams), vreselijk stinkstad, je moest je daar doorheen wringen, langs eeuwig durende wegversperringen. Maar ik herinner me wel een modern stadion langs de snelweg.
Verderop ligt Lens, gore mijnstad, 30.000 inwoners, met een super stadion voor 40.000 fans. FC Lens, het Veendam en de Langeleegte van Frankrijk, werd 14 jaar geleden nog kampioen en bekerwinnaar van Frankrijk.
En dan Luik in Noord Wallonië, dat moest je vroeger dwars doorsteken op weg naar een rustig weekend in de Ardennen. Maar eerst het vuil en het kankerverwekkende roet, de stank en de files. Voetballen kúnnen ze daar wel (ook zonder 'onze' Ron Jans)!
Bilbao, ook zo’n milieuramp, in Baskisch Noord Spanje. En vergeet het Ruhrgebied niet, die kolenpot met z’n mijnen en  zware industrie in Nordrhein-Westfalen. Of de rafelranden van Kopenhagen, het rommelige Nordsjaelland ten noorden de stad. Ga maar door, enzovoort. Overal is het noorden koud en stug, onverstaanbaar en ellendig.
Je kunt er maar beter ‘geen verbeelding hebben’…

Geïnspireerd door architecten met verbeeldingskracht hebben de noordelingen uit deze streken de laatste jaren óf fantastische musea óf fantastische stat/dions óf fantastisch voetbal neergezet.
Lille heeft het allemaal. We hebben Lille ontdekt toen we er vorig jaar vanwege Belgische storingen en vertragingen met de trein strandden op het fantastische TGV-station, ontworpen door ‘onze’ Rem Koolhaas. We verwonderden ons, tijdens een volstrekt niet geplande dag, over de dynamiek en schoonheid. In 2004 was Lille de Europese culturele hoofdstad. Dit jaar, tot 14 januari, is er het festival Fantastic. De reis waard, alleen al vanwege de prachtige tentoonstelling over Vlaamse en Nederlandse landschappen in het Palais des Beaux-Arts.
In Lens, ten noorden van Parijs, heeft het Louvre deze maand een filiaal geopend, zoiets als de Hermitage in Amsterdam: een kunstzinnige proeftuin van 28.000 m2, half ondergronds aangelegd op het terrein van een oude steenkolenmijn. De stad verwacht net zo’n wederopstanding, economisch én cultureel, als het Baskische Bilbao, dankzij het futuristische Guggenheimmuseum van architect Frank Gehry, geopend in 1997.
Luik heeft zijn nieuwe spectaculaire TGV-station Guillemins, ontworpen door de vermaarde architect Calatrava. Het Ruhrgebied heeft de afgelopen jaren een transformatie ondergaan van zware industrie naar spraakmakende kunst en cultuur: Essen werd Culturele hoofdstad in 2010 (zie ook mijn blog van 17 september jl. over Hombroich).
En FC Nordsjaelland werd kampioen van Denemarken, haalde de Champions Leage, speelde gelijk tegen Juventus. Een paar kilometer noordelijk ligt een van de meest inspirerende musea voor moderne kunst waar ik ooit geweest ben: Louisiana bij Humlebaeck aan de kust tegenover Zweden.

Draai het om: Louisiana ligt ten zuiden van Helsingborg, Groningen ligt ten zuiden van Denemarken, Hombroich ligt ten zuiden van Krefeld, Guillemins ligt ten zuiden van Maastricht, Lille ligt ten zuiden van België, Lens ligt ten zuiden van Lille, Bilbao ligt ten zuiden van Lens.
Het lijkt wel of ‘het noorden’ zich overal heeft losgemaakt van de zwartgallige beelden; het heeft verbeeldingskracht gekregen en is trots op zichzelf geworden. Het noorden heeft zuidelijke levenslust ontwikkeld, dankzij gedurfde kunst en postmoderne architectuur (en een beetje het aanvallende voetbal). Investeren in kunst is economisch uiterst profijtelijk gebleken.
Groningen heeft al sinds 1994 zijn fantastische museum (ontwerp van o.a. Mendini en Starck) en is dit najaar begonnen aan de bouw van het Groninger Forum, het  ambitieuze project op het gebied van informatie, cultuur en geschiedenis, gesitueerd direct achter de Grote Markt.

In 2008 werd de campagne ‘Er gaat niets boven Groningen’  vanwege zijn effectiviteit bekroond met een Effie. Maar die slogan zegt ook: wij zijn trots op Groningen. Groningen heeft ‘verbeulding’ gekregen. Randstedelijke arrogantie laat ons koud. Dus eindelijk leg ik het goedbedoelde advies van mijn vader naast mij neer. Ik ga, op grond van onze stelling over de kunst van het voorzitten (zie www.devoorzitters.nl), zelfs een stap verder: ‘Er gaat niets boven De Voorzitters’

dinsdag 20 november 2012

ALLERGISCH VOOR LOLLIGHEID, OBERS EN VERGADERTIJGERS


Het selecte gezelschap - zo’n 120 dokters en specialisten, verpleegkundigen, bestuurders, onderzoekers, technici en ondersteunende medewerkers, verzekeraars en ook nog een handvol patiënten - zat in het amfitheater van het luxe conferentiecentrum te wachten op ‘leerzaam maar toch leuk’. Ze vierden het derde lustrum van het Dialyse Centrum Groningen met een groot feest én een symposium.

Wij zijn als Voorzitters natuurlijk dol op feestjes, maar wij werden slechts gevraagd om dat symposium op een serieuze maar ook lichtvoetige manier te leiden. Het ging over het ‘zorgnetwerk’, over innovatie, onderzoek en kwaliteit. Stevige kost. Met als dessert een waarschijnlijk zwaar op de maag liggende podiumdiscussie.

Een voorzitter heeft iets van de ober in het betere restaurant, die de gerechten serveert én van gezellige uitleg voorziet. Vaak werken obers mij op de zenuwen met hun bedjes-van-dit en afdronkjes-van-dat. En helemaal met dat irritante “alles naar wens?” tijdens elk gerecht. Ik brom maar wat terug, ook omdat ik thuis heb geleerd dat ik niet met volle mond mag praten. Zo’n gladde voorzitter wil ik niet zijn.
Tevens ben ik allergisch voor lolligheid, meezingers, polonaises en verkleedkleren (eerlijkgezegd ben ik dus totaal níet dol op feestjes). Dus géén cabaret. Beschaafd amusement, dat wil ik als voorzitter nog wel bieden. Maar hoe lardeer je negen (!) inleidingen, over o.a. dialyse, cardio vasculair onderzoek en certificering, met lichtvoetige entr’actes?
Een week voor het symposium had ik nog geen idee. Boswandelingen, wisselbaden, meditatie, veel rode wijn, het leverde niets bruikbaars op. Totdat mijn geheugen mij opeens te hulp schoot! Er floepte zomaar een herinnering op aan een door ons geleid symposium, zeker drie jaar geleden, rond de opening van een lotgenotencafé voor mensen die een hersenbloeding hadden gehad. Beetje feestelijk, beetje verdrietig; medisch en toch menselijk, inleiders afgewisseld door aangename muziek en bijzondere teksten. Zoiets moest het nu ook worden…
Wij zijn geen dagvoorzitters die zich louter met de formele congresorde bezig houden. Wij beperken ons niet tot bij elkaar gegoogelde feitjes en weetjes over het programma en de sprekers. Wij staan geen vergadertijgers te temmen.
Met onze persoonlijke manier van voorzitten proberen wij mensen op een symposium of congres met elkaar te verbinden en échte belangstelling te wekken. Een congres mag dus prikkelen en ontroeren; een congres moet een passende sfeer hebben; een goed congres heeft zelfs iets van een eredienst met mooie rituelen.

Wislawa
Rutger
We zochten en vonden, ter introductie van iedere spreker, een toepasselijk gedicht…
Voor de internist uit Stadskanaal: een beschouwend gedicht over Groningen van Rutger Kopland. Voor een andere dokter: poëzie van Wislawa Szymborska (nooit van gehoord?) over de ironie van het opstellen van een c.v.
Leo
David
Voor de onderzoeker van complicaties bij nierdialyse: een stevig gedicht over volhouden en bescheidenheid van Boris Pasternak. Voor de Vlaamse bestuurder van het Dialysecentrum: een nonsensgedichtje over een Vlaams-,  Frans- en buiksprekende graaf.
Boris
We citeerden Psalm 7 en 23, met een dichtregel over het proeven van ‘herten ende nyeren’. We introduceerden een verpleegkundige met het lieve ‘Mens is een zachte machine’ van Leo Vroman.
En halverwege de middag pepten we de zaal op met een vrolijke quiz over het jarige Dialysecentrum. Ze werden bloedfanatiek, die deskundigen en hulpverleners. Er was immers een serieuze hoofdprijs te winnen: een I-Pad.
Het werd inderdaad een feestelijk symposium: serieus én lichtvoetig. Het mooiste compliment kwam van een wetenschapper: ‘Zo mooi ben ik nog nooit geïntroduceerd’.
Aan het eind van de middag ging ik toch nog even in de fout toen ik onze opdrachtgever tijdens de afsluitende borrel met bitterballen vroeg “En, alles naar wens geweest?”

zondag 11 november 2012

DE ECONOOM EN DE ECOLOOG IN HETZELFDE SCHUITJE (van noach)


Met eigen ogen heb ik het gezien. De eerste keer, op een windstille warme zomeravond in augustus, was ik geschokt. Vorige week, op een grote witte rondvaartboot als voorzitter van een bijzonder congres, was ik sinds tijden weer een tikje optimistisch over de kans om de ‘tegenstelling’  economie - ecologie te overbruggen.

We zaten in augustus te genieten van de avondzon op een terras langs het water van restaurant Princenhof in Earnewâld. Een paar kinderen dobberden in rubberbootjes over het brede water, twee roeiers legden aan bij de steiger, iets verderop zat iemand te vissen, een meisje dook met een gilletje het water in. Princenhof in Eernewoude ligt midden in Nationaal Park de Alde Feanen/de Oude Venen, in het hart van Fryslân, tussen Drachten en Leeuwarden.

We hadden het gevaarte niet horen aankomen, het metershoge zwarte monster van Loch Ness-achtige omvang, dreigend en dominant. Het duurde minuten lang voor de varende kolos ons terras aan de flauwe bocht van het water voorbij was. Het overweldigende binnenvaartschip was zo hoog omdat het geen lading had; het was zeker tachtig meter lang. Wij keken elkaar onthutst aan over deze 'botsing' tussen de vredige natuur en de harde vervoerswereld. Maar het meisje zwom rustig naar de kant, de roeiers stapten uit hun bootje, de kinderen peddelden naar de overkant, de visser haalde voorzichtig een voorntje van de haak.
Nú weet ik dat jaarlijks ruim 900 van die grote vrachtschepen, met bijna een miljoen ton lading, van en naar de haven van Drachten varen, langs het terras van Princenhof, langs het kwetsbare laagveenmoeras met zijn prachtige flora en fauna.
Nú weet ik hoeveel bedrijven profiteren van die haven, hoeveel mensen er werken. Bovendien weet ik dat de Nederlandse binnenhavens goed zijn voor meer dan 65.000 arbeidsplaatsen, dat vervoer over water zeer duurzaam is en dat binnenschippers erg aardige mensen zijn.
En ik weet over de drie jonge otters die onlangs zijn uitgezet in de Alde Feanen, over de roerdomp die je bijna nergens meer in Friesland ziet, over het trilveen…

Goed plan van de gemeente Smallingerland/Drachten om al die mensen met hun verschillende belangen uit te nodigen voor een congres. De meesten kenden elkaar nauwelijks, maar ze hadden wel opvattingen en beelden over elkaar.
Goed plan natuurlijk om aan ons, De Voorzitters, te vragen dat congres te leiden. Mijn maat Mick Hartstra en ik zijn experts in kleine en middelgrote congressen. We weten dat je met een goed congres bruggen kunt slaan en wederzijds begrip kunt kweken.
Zeer goed plan: om het congres te houden tijdens een tocht op een rondvaartschip over die vaarweg Drachten - Eernewoude. Want de meest onderschatte succesfactor van een congres of symposium is de plaats waar het wordt gehouden.
(Op weg naar het vergaderschip een bizarre verrassing: een replica van de ark van Noach, gebouwd door een of andere gedreven christelijke zendeling-ondernemer, lag aangemeerd in de haven. Waren we bijna in de verkeerde boot aangemonsterd) 
Vaak voelen mensen zich niet thuis op een congres of tijdens een festiviteit, omdat de bijeenkomst plaats vindt in kolossale, sfeerloze en anonieme gebouwen waar zalen de namen dragen van even kolossale en sfeerloze sponsors. Je komt er om te netwerken, maar je zwerft in de pauze doelloos door de marmeren gangen en langs de luxe toiletten, staat uit verveling te lang buiten te roken en je gaat al naar huis vóór de obligate forumdiscussie is begonnen.

Uiteraard: of een congres slaagt, hangt af van de sprekers. Doorslaggevend is niet hoe deskundig ze zijn en wát ze zeggen, maar hóe ze het zeggen. C'est le ton qui fait la musique. Robbert Dijkgraaf, hoogleraar mathematische fysica, nu professor in Princeton USA, is mijn grote idool. 
Vanzelfsprekend: hoe beter de catering, des te succesvoller het congres. Berthold Brecht zei het al: ‘Erst kommt das Fressen, dann die Moral’
Ongetwijfeld: een goede en vooral onafhankelijke dagvoorzitter heeft invloed op de sfeer van het congres. Een hork van een voorzitter kan een congres verpesten; een lichtvoetige en positieve voorzitter kan een stug gezelschap ontdooien.

Het varende congres op het mooie schip gaf alle aanwezigen het gevoel: we zitten in hetzelfde schuitje, we zijn van elkaar afhankelijk. Iedereen onderging zowel de bedrijvigheid als de schoonheid van zowel de haven als van de natuur. We voeren langs werven, fabrieken en langs zomerhuisjes; we zagen onderweg biddende valkjes en een groepje reeën. De congresdeelnemers luisterden geconcentreerd naar de presentaties en vol belangstelling naar elkaar in de subgroepen. 
Omdat niemand van boord kon, moet iedereen het gevoel gehad hebben: laten we er het beste van maken. Net als destijds in die ark van Noach, dat indrukwekkende gevaarte, nu in de haven van Drachten. Schuitje varen, theetje drinken.




woensdag 31 oktober 2012

GRUMPY OLD MAN en VERMOEID GEREUTEL VAN JONGELUI

De tweedaagse training aan 4e jaars studenten communicatie loopt als een trein.
Voor het eerst werk samen ik met een nieuwe collega, net als ik een freelancer: een gedreven en sprankelende professional, met een dijk aan praktijkervaring, sympathiek, scherp, snel, geestig, stoer, ondernemend. We staan samen voor de groep van 26 studenten alsof we elkaar al jaren kennen. We lokken discussies met de studenten uit, we stellen ze prikkelende vragen, we houden het tempo hoog, we vertragen als dat nodig is. We illustreren de beknopte theoretische informatie met actuele voorbeelden en na elk blokje theorie brengen we het geleerde in de praktijk met oefeningen in kleine groepen.
De middag van de tweede dag is meestal het hoogtepunt van de training. Dan legt een door de wol geverfde communicatieadviseur twee praktijkcases voor, waar de studenten hun tanden in mogen zetten. Zeer uitdagend voor studenten die vlak voor hun afstudeeropdracht staan.
Ook met deze gastadviseur werk ik voor het eerst samen. Hij heeft moderne casuïstiek over het spannende grensgebied tussen interpersoonlijke communicatie en informatietechnologie; hij vertelt er met verve over en speelt vol overtuiging zijn rol als opdrachtgever voor de studenten. Samen geven we  opbouwende feedback aan de groep.
Aan het eind van de middag, rond half vijf, doen we nog even een rondje met eerste indrukken over de tweedaagse:
Eerste student: "Ja, wel leuk, maar ook wel twee hele lange dagen"
Tweede student: "Wel leerzaam, maar het duurde zo lang"
Derde student: "Ik weet niet of ik er veel aan gehad heb, het duurde mij veel te lang"
Vierde student: "Ik vond het ook twee erg lange dagen, maar het was ergens wel leuk"
Vijfde student: "Best wel leuk maar zo lang"
Tiende student: "Vooral de eerste dag vond ik erg lang duren"
Elfde student: "Ik vond juist de tweede dag zo lang duren"
Twaalfde student: "Soms interessant, maar vooral langdradig"
Zestiende student: "Wel leuk eigenlijk, maar er kwam geen einde aan"
Twintigste student: "Ik zag er van te voren erg tegen op, twee van die lange dagen"
Eenentwintigste student: "Vooral die theoretische dingen duurden zo lang"
Vijfentwintigste student: "De middagen duurden zo lang"
Zesentwintigste student: "Je kunt zo'n training ook in veel kortere tijd geven"

Ben ik een grumpy old man, ben ik hier te oud voor geworden?
Neen, ik voel me in topconditie, ik barst van de energie, maar de studenten, sommigen veertig jaar jonger dan ik, zijn doodop en spartelen als vissen op het droge.
Alles moet LEUK zijn. Alles moet SNEL zijn. De wereld draait door. Ik kan dit vermoeide gereutel van jongelui amper verwerken, ik word cynisch van dit gezeik. Pesterig voorspel ik aan het eind van de feedbackronde hoe zwaar die arme studenten het zullen krijgen in de wereld van de Grote Mensen, waar iedereen van half negen tot vijf uur werkt, en minstens tot je zeventigste.

Ik spreek mezelf bestraffend toe met strenge theorieën: ik hoor te weten dat het bij communicatie niet om de zender maar om de ontvanger gaat, en ook dat de kiezer altijd gelijk heeft, en dat de klant koning is, en dat de student (de client, de patient, de burger, het kind, de mensch) centraal staat, en dat je anderen nooit de schuld moet geven van je eigen frustratie. Maar het helpt me geen moer.

Ik zalf mezelf met milde theorieën: lage ademhaling en stevig aarden en andere meningen accepteren zoals ze zijn, mij verheugen over dertien studenten (50%!) die niet klaagden over vermoeidheid, kritiek interpreteren als feedback en gratis advies, mij verwonderen over de bonte verscheidenheid aan ideeën, mijn schouders ophalen en me realiseren dat het de volgende keer weer beter wordt. Maar het helpt me geen moer.

Wat mij troost is dat ik zo geweldig heb samengewerkt met twee inspirerende en ondernemende collega's.
Wat mij mild stemt is dat we een vorm van onderwijs hebben gegeven waar ik met hart en ziel achter sta.
Maar waar ik vooral vrolijk van word is het geld dat ik deze twee dagen heb verdiend. Daar ga ik zo SNEL mogelijk hele LEUKE dingen van doen! Ik hoor het de sublieme kunstenaar Frank Zappa zingen: 'We are only in it for the money'


















vrijdag 19 oktober 2012

WE HEBBEN EEN SPIRITUEEL NAVIGATIESYSTEEM NODIG


Over een paar weken zie ik je weer: Cyrille Vael, monnik in het Benedictijnenklooster van Chevetogne in België. Maar of ik een afspraak met je kan maken…? Mijn hemel, wat heeft die monnik het druk!
Cyrille is één van de zangers in het wereldberoemde Byzantijnse monnikenkoor van Chevetogne; hij heeft de boekhandel van het klooster gereorganiseerd; hij weet alles van de betekenis van iconen; hij spreekt op congressen in heel Europa en treedt op als reisleider; hij schreef mee aan een boek over Intercultureel Opvoeden; hij onderhoudt talloze contacten; hij heeft, net als zijn confraters, zijn corveetaken in het klooster; af en toe, tijdens vakanties, gaat hij zeilen of kitesurfen!

Ruim twintig jaar geleden besloot de Vlaming Lucas Vael om een punt te zetten achter zijn veelbelovende carrière als klassiek pianist en operadramaturg. Bij een toevallig (?) bezoek aan het klooster van Chevetogne in de Ardennen werd hij diep geraakt door de oosterse-orthodoxe liturgie die in die wonderlijke gemeenschap van Benedictijnen dagelijks wordt gevierd. Hij besloot daar te blijven en werd één van de dertig monniken van de internationale communauteit. Lucas werd père Cyrille.
Ik kom inmiddels zo'n vijfentwintig jaar in Chevetogne, bijna elk jaar wel een paar dagen. Ik kom voor de stilte, de inspirerende atmosfeer en vooral voor de indrukwekkende schoonheid van de Byzantijnse liturgische gezangen. Meestal weet ik een uurtje van Cyrille te ontfutselen, soms blijft het bij een vriendschappelijke begroeting.
Als ik binnenkort weer in Chevetogne ben, hoop ik dat je wat langer tijd hebt voor een gesprek, een interview. Want ik ben gefascineerd door jou en je originele ideeën over traditie en moderniteit, geestelijke armoede en rijkdom. Ik wil je begrijpen, proberen de afstand te overbruggen.

Een paar maanden geleden heb ik je uitgenodigd als inleider, keynote spreker zelfs, voor de bijzondere conferentie van ons buro De Voorzitters ‘Herneem de Tijd – Festina Lente', dit najaar in De Melkfabriek in het Drentse Bunne.
Je mailde dat je jammer genoeg in die periode niet kon komen: lezing aan een Franse groep, daarna vergadering Europese Commissie, dan lezing in Luxemburg en begin juni vertrek naar Oostenrijk. Wie dacht dat monniken een rustig leven leiden?
Zonder jouw permissie citeer ik uit je mail je opmerking over het begrip 'tijd': “Zelfs de meeste monniken spreken niet meer van de diachronische tijd”. Dát wordt een vraag voor het interview! Ik snap namelijk geen bal van wat je hier bedoelt… Of moet ik dit zelf opzoeken en trachten te begrijpen?
Een andere vraag ga ik je stellen over je opmerking: “Zonder daarvan bewust te zijn: het leven is een hel, zelfs een contemplatief leven”. Wat zeg je me nou...? Wil ik dit wel weten? Of schop je jezelf van het voetstuk waarop ik je onbewust wil plaatsen?
Je eindigt je digitale briefje met “Hopelijk mag ik later nog wat doen. Lieve groetjes, Cyr” Dit ontroert me en ik weet waarom.

Maar ik wil vooral met je doorpraten over je woorden in het boek ‘Tot waar de beide zeeën samenkomen – sleutel tot intercultureel opvoeden’ (Uitg. Lannoo, 2007)
-       Je stelt dat wij mensen in deze tijd van vervlakking en consumentisme een ‘spiritueel navigatiesysteem’ nodig hebben. Volgens jou missen vooral veel jongeren zo'n innerlijk kompas. Aan de zwalkende koers van hun (vaak gescheiden) ouders hebben ze weinig houvast. 
-       Je stelt dat we het besef van en gevoel voor tradities kwijt zijn geraakt, dat onze rituelen en liturgieën leeg en plat gedemocratiseerd zijn, maar dat ons metafysisch verlangen juist sterker is geworden.
-       Je maakt je zorgen over de moderne opvoedings- en onderwijspraktijk, waar de nadruk steeds meer is gaan liggen op ‘nut’ in plaats van op vorming, initiatie, inwijding en afdaling naar het hart.
-       Ik hou van je poëtische taal als je het hebt over het hart: 'de plaats van hereniging, het membraan tussen de zichtbare en niet-zichtbare wereld'.
En zo kan ik nog wel even doorgaan met prangende vragen en boeiende thema’s, Cyrille. Hoeveel tijd heb je voor ons gesprek? Ik zie uit naar je nieuwe vragen, niet eens naar je antwoorden. Ik wil je beter leren kennen, maar ik hoop vooral via jou iets meer inzicht in mezelf te verwerven.

Wellicht zijn er lezers van mijn blog die benieuwd zijn naar het interview. Ik hoor het graag. Misschien nodig ik je over enige tijd uit om hier naar Groningen te komen om met een groep belangstellenden (uit het onderwijs, de kunstensector, de zorg, de overheid en wie weet het bedrijfsleven) door te praten over dit alles. 

(Als er nu al mensen zijn die meer willen weten over père Cyrille Vael, laat het mij op enigerlei wijze weten. En luister in de tussentijd naar een van de vele CD’s van de monniken van Chevetogne. Die zijn te koop of te bestellen in goede muziekwinkels of via de website van de abdij: www.monasterechevetogne.com )

vrijdag 28 september 2012

OVER HET UITLATEN VAN MIJN HOND EN ANDERE HAASTVERSLINDENDE ACTIVITEITEN


Eén grote ergernis, die hond van mij: snuffelen bij elk piespaaltje, zeiken tegen elk muurtje, debiel voor zich uit staren op elk grasveldje, gierend aan de riem trekken in het zicht van elk hondachtig mormel, om aandachtknuffels zeuren bij elk oud vrouwtje. Maar ik heb haast. Hij pikt mijn tijd in.
Maar als ik Ayke het tempo laat bepalen, geniet ik van de langzaam invallende herfst met de geur van het najaar in de bomen, de vijver die weer helder wordt nu het eendenkroos oplost na de eerste nachtvorst.
Het kost mij moeite om mijn tijd en tempo af te staan, maar Ayke mijn hond is zich nergens van bewust en talmt en talmt en talmt.

Het vrijwilligerswerk in het Hospice kent drie shifts: de drukke ochtend met veel verpleegkundig en huishoudelijk werk, de actieve middag met voorbereidingen voor het eten, de rustige avond. Ik doe vooral avonddiensten, want overdag ben ik zo druk als een kleine voorzittersbaas maar kan zijn.
De avonden zijn vaak saai. Doodzieke mensen slapen meestal al vroeg. Ik wil zo graag iets nuttigs doen, iets hulpvaardigs, iets betekenisvols: een troostend gesprek voeren met een stervende, iemands lippen bevochtigen, een nabestaande ondersteunen.
Het is stil in het Gasthuis. De vaatwasser wacht om uitgeruimd te worden, de warme slopen en handdoeken wachten om opgevouwen en gestreken te worden, de vuilnisbakjes om geleegd te worden in de container…
Terwijl ik strijk, verstrijkt de tijd. Ik herinner mij een zin van de dichter Jean Pierre Rawie: “Door stervenden omgeven schuif ik mijn deadline voor mij uit”.

Eén of twee keer per jaar ga ik een paar dagen naar de Benedictijnenabdij in Chevetogne, in de groene heuvels van de Belgische Ardennen. De aangename rust in dat klooster, de prachtige gezangen van de monniken, de ontmoetingen met monniken en met gasten: ik voel me thuis in deze sfeer.
Er heerst een andere tijd. Ik neem direct het tempo en de dagorde van het klooster over: dat heeft een helende uitwerking op mijn geest en lichaam.
In het boek ‘De Celestijnse Belofte’ rent de hoofdpersoon in hoog tempo van het eerste inzicht naar het tweede spirituele niveau, naar de derde tot en met tiende topervaring.
Bij de Benedictijnen is er maar één niveau: het beginnersniveau, en er is slechts het langzame tempo, van dag tot dag, waarin we oefenen in spiritueel verbetermanagement.
Dat troost mij. De regel van Benedictus is een leefregel voor beginners.

Met moeite sta ik mijn tempo en tijd af. Ik sta te popelen om zinvol te zijn. Ik wil een steeds hoger niveau bereiken.
Maar volgens de Benedictijner leefregel zou ik niet alleen op tijd met de dingen moeten beginnen, maar vooral op tijd moeten stoppen. Maar ook gisteren zat ik weer tot half één ’s nachts voor mijn computer. Om dit zinvolle stukje over rust te schrijven.

Kom op 18 oktober, over drie weken naar 'HERNEEM DE TIJD - FESTINA LENTE' ons bijzondere festival over werkdruk en tijdsdruk, stress en rust, slow en fast, in de prachtig gerenoveerde Melkfabriek in Bunne (Dr.) Er zijn nog een paar plaatsen. Mail je naam en adres naar info@werkbeter.org
Meer informatie op http://devoorzitters.nl/8-nieuws/59-herneem-de-tijd-festina-lente