In de straat waar mijn opa en oma in de vijftiger jaren van
de vorige eeuw woonden, trok elke zondagochtend vanaf kwart voor tien en elke
zondagmiddag vanaf kwart voor vijf een lange stoet zwartgeklede mannen en
vrouwen naar een kolossale gereformeerde kerk. Zodra de eerste Groningse grefo’s
zijn huiskamerraam passeerden, deed mijn opa de gordijnen dicht, potdicht. Als
het kerkvolk om tien uur in de harde banken zat, schoof opa zijn gordijnen voorzichtig
weer open. Om geen enkel risico te lopen gingen de gordijnen al om half twaalf
weer dicht, ruim voor de dominee zijn kudde weer op straat zette.
Tussen kwart voor vijf en vijf uur beschermde opa zichzelf
opnieuw voor het uitzicht op zoveel afvalligen. Daar de tweede zondagse dienst meestal
wat korter duurde, hoefde opa pas rond zes uur zijn dikke donkere gordijnen
weer te sluiten om het zicht op die honderden Calvinistische koppen te
vermijden.
Ze wisten dat ze bestonden, die Hervormden, Gereformeerden,
Vrijgemaakten en bovendien al die anti-Christenen zoals de levensgevaarlijke
communisten en zedeloze liberale atheïsten. Kortom: ruim negentig procent van
alle Groningers stond met de rug naar Rome! Maar wat mijn grootouders werkelijk
niet verdroegen was dat er zóveel ‘zondaars' tegelijkertijd langs hún huis schuifelden.
Dus gingen de gordijnen dicht.
Een paar maanden geleden las ik in Trouw een artikel van
Stijn Fens: ‘Die beeldenstorm viel wel mee’. Hij onderbouwde zijn stelling
vooral door het tellen van het aantal neergehaalde en onthoofde heiligenbeelden
in enkele kerken in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. De
beeldenstormende Geuzen zouden volgens Fens ook heel wat kerken met rust hebben
gelaten. Het viel dus allemaal wel mee. Blijkbaar hadden niet alle Geuzen
trekken van Al-Qaeda.
Maar de correct-katholieke Fens heeft hoogstwaarschijnlijk weinig
tellingen verricht in Noord Nederland, heel weinig in Groningen en zeker niets
in Stedum, een dorp op twintig kilometer ten noordwesten van de stad. Daar
staat een van de mooiste Groningse kerken, de romanogotische Bartholomeuskerk
uit de dertiende eeuw.
De reformatie in Stedum begon rond 1594. De kerk werd
geschikt gemaakt voor de ‘gereformeerde’ eredienst. De fresco’s op muren en
gewelven met Bijbelse taferelen en heiligenlevens verdwenen onder een laag witkalk, routineus werden enkele heiligenbeelden gesloopt en de drie altaren werden verwijderd.
Business as usual in de reformatie en de beeldenstorm.
Eén aspect van die beeldenstorm in Stedum was echter heel
bijzonder: de grote stenen bovenbladen van de altaartafels kregen een ‘nieuwe
bestemming’. Op deze altaarstenen vond in de katholieke mis het mysterie van de
consecratie plaats, een van de belangrijkste geloofsartikelen. Verwerpelijk
bijgeloof volgens de protestanten. Van de gewijde altaarstenen werd een soort
tegelpad rond de kerk gemaakt. En één altaarsteen werd ín de kerk direct bij de
ingang neergelegd: iedere bezoeker liep dus met schoenen, klompen of
modderlaarzen over die ‘tegel’ de kerk in. De ooit heilige altaarsteen werd
letterlijk met voeten getreden. Die altaarsteen ligt er nog steeds…
Ultieme vernedering, dat is de passende titel voor deze
daad. En het slopen van de beelden en het wegsmeren van de muurschilderingen
kun je zonder twijfel terreur noemen.
In 2001 bliezen de Taliban in Afghanistan de Boeddhabeelden
van Bamiyan op, tweeduizend jaar oud. In Syrië maakte IS de Romeinse tempels in
Palmyra met de grond gelijk, werelderfgoed.
Maar eind september werd voor het eerst in de geschiedenis
het vernietigen van religieuze en culturele symbolen benoemd als een
oorlogsmisdaad. De Malinese moslimextremist Ahmad Al Faqi Al Mahdi werd door
het Internationale Strafhof in Den Haag veroordeeld tot negen jaar celstraf.
Meneer Mahdi had leiding gegeven aan een bende dolgedraaide moslims die veertien
unieke graftombes In Timboektoe met pikhouwelen in elkaar hadden geramd. De
extremisten oordeelden dat de mensen in Timboektoe, die de graftombes
vereerden, schuldig waren aan afgoderij…
Kunstschatten en religieuze symbolen vernietigen is al
eeuwen een uiterst effectief middel om mensen diep te raken. Het was het
treurige lot van de ‘sekte’ van de Katharen in 1244, van de ‘papen’ in 1594 in
Stedum, van de ‘afgodaanbidders’ in Timboektoe in 2012…
De restauratie van de heilige graven in Timboektoe is
inmiddels begonnen. Onder de witkalk in Stedum kwamen naast Bijbelse voorstellingen vrolijke, zeer profane, muurschilderingen in volle glorie
tevoorschijn, van zeemeerminnen tot muzikanten, gruwelijk voor fanatieke grefo's en anti-muzikale Taliban. En er zijn serieuze plannen om de glimlachende Boeddha’s
van Bamiyan te herstellen.
Natuurlijk dachten mijn Groningse grootouders niet aan de
beeldenstorm als ze de gordijnen sloten. Mijn opa (die nota bene Bartholomeus
heette) wist niets van de gebeurtenissen in Stedum, eeuwen geleden. Wat was er
dan aan de hand? Hadden ze de slachtofferrol van de gekrenkte katholieke
minderheid aangenomen, was mijn opa gewoon een kleinzielige chagrijn? Viel het
mee of ging het dieper?
Het is aangetoond dat oorlogsmisdaden als het vernietigen van
cultuurschatten, het schenden van graven en vooral het gericht vernederen van
groepen mensen, van welke kant ook, heel lang doorwerken: van generatie op
generatie op generatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten