woensdag 5 september 2018

OPEN BRIEF AAN PIETER WATERDRINKER: Welk beeld van Rusland klopt?


Het lukte u als Ruslandkenner, op 19 augustus als vierde zomergast van Janine Abbring, om mijn beeld van Rusland wat bij te stellen: iets milder en menselijker dan de gemiddelde televisiekijker wellicht zou denken.
U liet bijvoorbeeld in een filmfragment zien hoe honderd jaar geleden in het tsaristische Rusland een westerse handelsreiziger werd vernederd door ijzige ambtenarij en potsierlijke regenten, maar hoe hem daarna een overstelpende hartelijkheid ten deel viel van zingende en dansende ‘gewone’ Russen op het platteland.
Wie vandaag de dag Rusland wil bezoeken, moet nog steeds taaie procedures doorlopen om aan een verplicht visum te komen, terwijl je van talloze Ruslandbezoekers en –kenners hoort hoe hartelijk en gastvrij de ‘gewone’ mensen in Rusland zijn.
Met een ander fragment, uit de film Oci Ciornie, typeerde u de Rus als een hunkerend, ogenschijnlijk stug maar warmbloedig mens, vaak net zo smoorverliefd en vrolijk als ‘wij’ in het westen. En u zette een uiterst effectief frame neer: Russen lijken op Italianen!
Regisseur Tatjana Frolova
Ook vindt u dat we voor Poetin wat meer begrip mogen opbrengen. Want Poetin vertegenwoordigt het Rusland dat zich, misschien niet geheel ten onrechte, zorgen maakt over de sterke expansie van NATO en Europese Unie naar het oosten. In een ander interview hoorde ik u zeggen dat de Krim eigenlijk altijd al Russisch is gedweest, maar dat het destijds in een dolle bui door Chroesjtsjov aan de Oekraïne was geschonken. Het valt dus allemaal wel mee met die annexatiedrift van Poetin… U legde zelfs uit dat het neerschieten van de MH17 voor een deel aan ons anti-Russische sentiment te wijten was…

Sinds een week ben ik er van overtuigd dat uw beeld bijgesteld moet worden. Toen zag ik op het Groningse theaterfestival Noorderzon de premièrevoorstelling van het Russische KnAM-theatre ‘I haven’t begun to live yet’.
KnAM tijdens Noorderzon - Groningen
Regisseur Tatjana Frolova van het KnAM-theatre neemt zelf het voortouw in de voorstelling. Op verwarrend-vriendelijke toon vertelt ze dat de kinderen in Rusland op school leren dat Hitlers nazi’s, Mao’s rode gardisten en Pol Pot’s rode Khmer miljoenen slachtoffers hebben gemaakt. Maar zelfs in 2018 krijgt de Russische jeugd nauwelijks iets te horen over de Grote Terreur van Stalin. En al helemaal niets over de ontelbare doden die de min of meer eerbiedwaardige Lenin op zijn geweten heeft.
Op het toneel hangt een verontrustende uitspraak van Lenin: “Elke daad ten gunste van de revolutie is moreel geoorloofd”. Op grond hiervan zijn naar schatting minstens vijftien en waarschijnlijk twintig miljoen mensen vermoord, eerst door Lenin en daarna vooral door Stalin. Veel meer dan wat Hitler, Mao en Pol Pot op hun gezamenlijke geweten hebben.
Maria Yakunchikova (1895) ANGST
De vermoorden van de Sovjet-genocide hebben geen graven, geen publieke ere-monumenten. Er zijn geen stille momenten ter herdenking zoals bij ons op vier mei. Er zijn nooit ‘Neurenbergse’ processen gevoerd in Rusland.
Brezjnev hield alle openheid tegen “omdat anders het rijk uit elkaar valt”. Onder Gorbatsjov víel de Sovjetunie uit elkaar, en de Russen mochten even adem halen onder de perestrojka. Toen was het al voorbij. Want van Poetin mogen de Russen niet meer omkijken naar het verleden; ze moeten trots en blijmoedig de toekomst tegemoet gaan. Goed gevoed door brood en (WK voetbal 2018-) spelen.

In ‘I haven’t begun to live yet’ wordt de lugubere geschiedenis van Rusland als een persoonlijke aanklacht gepresenteerd. 
          ANGST is het centrale woord, in het Russisch  CTPAX
dat spreek je uit als strach.
KnAM tijdens Noorderzon
De 'eerbiedwaardige' Lenin
Vijfendertig jaar, dus gedurende twee generaties, Van Lenin tot de dood van Stalin, leefde iedere Sovjetburger in angst. Dus de grootouders van de KnAm-acteurs waren volledig in de greep van díe angst. Iedereen in Rusland kent mensen die door Lenin of Stalin zijn vermoord.
Het doel van elke terreur, dus ook van Lenin en Stalin, is om angst op te roepen bij zoveel mogelijk mensen. Die angst zit zó diep in het Russische volk, dat ook de spelers van het KnAM-collectief er onder lijden. Er is namelijk nooit een eind gemaakt aan alle angst. Integendeel: Poetin heeft de angst opnieuw verbreid. Geen angst voor de dood, voor marteling, voor gedwongen migratie, voor honger en kou, maar de angst voor de willekeur. De angst om als oppositie opgepakt te worden, van Pussy Riot tot Alexej Navalny. Rusland is nog steeds onleefbaar.
Veel ‘gewone’ mensen in Rusland, ook jongeren, lijden aan psychische problemen: depressies, neurosen, angststoornissen, nachtmerries, gekte en waanzin. Allemaal terug te voeren tot de existentiële angst die vanaf Lenin in het volk is geïnjecteerd. De rillingen liepen mij over de rug toen de vijf KnAM-spelers op een gruwelijk persoonlijke manier  over hun eigen trauma’s vertelden. Om je zo kwetsbaar te betonen heb je moed nodig, ook in 2018.
Pussy Riot

In het eerste half uur van de voorstelling liepen er groepjes mensen boos de zaal uit, vlak langs het podium. Tijdens het gesprek met de acteurs na afloop hoorden we dat het Russische bezoekers waren. “Jullie verraden ons vaderland” sisten ze de spelers toe. Van die agressie schrik je als brave Groninger toch even. De spelers waren er niet van onder de indruk. Tijdens hun Europese tournees maakten ze het vaker mee.
Zijn dát dan die hartelijke Russen waar u het over had, die zorgeloze Oost-Europese ‘Italianen’?

Het KnAM-theatre is een onafhankelijk collectief van dappere acteurs en vrijwilligers uit de stad Komsomolsk aan de Amoer, in het uiterste oosten van Rusland, vijfhonderd kilometer ten noorden van Vladivostok. De stad is genoemd naar de Communistische Jeugdbond Komsomol. In nazi Duitsland zou het dus de Hitlerjugendstad geheten hebben.
Het intrigeert mij om zo’n stad en de straat van het KnAM theater op Google op te zoeken: 250.000 inwoners, brede wegen met wat auto’s en bussen en een Russisch-orthodoxe kathedraal. 
Ik heb ze per mail gevraagd naar hun speellijst in andere Europese steden, maar nog geen antwoord gehad. KnAM, dat geen cent subsidie in Rusland krijgt, kan bestaan dankzij de opbrengsten van voorstellingen in West-Europese theaters en festivals.

Monastere de Chevetogne
Overigens was mijn beeld van de Russen nooit zo negatief. Dat heb ik mede te danken aan mijn jarenlange contacten met de Benedictijner monniken uit het Belgische Chevetogne, waar ik in eerdere blogs over heb geschreven. Toen het ijzeren gordijn nog bestond en de kerken in de Sovjetunie verboden waren vanwege de atheïstische doctrine van het communisme, hadden de monniken van Chevetogne, die zich de oecumene tussen het Westerse en Oosterse christendom ten doel stelden, intensieve contacten met de ondergrondse Russisch orthodoxe kerk. De kerk was een troostend toevluchtsoord in tijden van repressie.
Na de dood van Stalin werden de contacten vanuit het westen met de kerk oogluikend, maar niet zonder risico, toegestaan. Monniken uit de Sovjetunie konden korte tijd hier komen, moedige monniken uit Chevetogne bezochten daar kloosters en parochies, priesters en gelovigen. Door de ontmoeting groeide het wederzijds begrip en maakte de angst langzaam plaats voor vertrouwen. Dat voel je nog steeds als je als gast in de abdij van Chevetogne bent.
Inmiddels heeft de opportunistische strateeg Poetin zich als ex-communist bekeerd tot de Russisch orthodoxe kerk… Religie is niet langer opium voor het volk. Nu worden de opiaten door het Kremlin rijkelijk uitgedeeld onder de Russische topsporters.

Van harte hoop ik op een reactie, beste Pieter Waterdrinker.



donderdag 16 augustus 2018

NHUNG DAM, OPEN BRIEF


Bericht aan mijn lezers en volgers van Voorzetten

Al anderhalf jaar hebben jullie geen nieuwe Voorzetten van mij kunnen lezen. Je zou kunnen denken dat ik nu toch tijd genoeg moet hebben om wat gedachten onder woorden te brengen. Inderdaad ja, ik ben nu zeer gepensioneerd, want geen Hanzehogeschool, geen Voorzitters, geen Tasmanjournaal en zelfs geen Vrienden van de Melkfabriek meer.
Mentaal en fysiek ben ik sinds februari 2017 op ongeveer hetzelfde peil gebleven: jaartje ouder, maar wat doet dat er toe. Onze verhuizing van een half jaar geleden was iets vermoeiender dan we gedacht hadden, maar het was een goed besluit.
Kortom: tijd zat, alle rust, geen ziekte. 
Ik vraag me nog steeds af wat er dan wél aan de hand was. Ik wil mijn writersblock graag onderzoeken, misschien samen met mijn lezers en volgers. Het kan te maken hebben met twijfels en onzekerheden, met steeds meer vragen zonder antwoorden, minder standpunten, meer aarzelingen. Tegelijkertijd groeit langzaam maar zeker mijn begrip voor steeds meer opvattingen, voor steeds meer mensen. De mildheid van de ouderdom?
Dat resulteert in mijn vrees dat ik niets interessants, niets spannends, niets lachwekkends, niets zuurs en niets zoets, niets specifieks en niets excentrieks meer te melden heb.
Daarom begin ik opnieuw, ik begin met iets anders. Ik ga brieven schrijven, open brieven, aan levende en overleden mensen. Die vorm biedt mij wellicht meer ruimte om mijn vragen, twijfels en vermoedens te uiten. En misschien krijg ik af en toe een brief terug, het liefst een open brief die ik in deze blog kan plaatsen.


Mijn eerste open brief is aan Nhung Dam, actrice, theatermaakster en auteur van ‘Duizend Vaders’

Lieve Nhung Dam

Wat een unieke middag, zondag 11 maart in De Melkfabriek in het Noord-Drentse Bunne.
Je speelde er je voorstelling ‘Ha ha Happiness’. Zo licht, zo spannend, zo tragisch, over je leven, over je idealen en dromen, over je afkomst als dochter van Vietnamese bootvluchtelingen. Wat was ik trots dat we je in ons kleine theater hadden kunnen programmeren. Zeker zeventig mensen, een volle bak voor ons, beleefden je kwetsbare verhaal. Het ging over jou, over je eenzaamheid en schaamte in de Groningse wijk Beijum, het ging over je vader die een loempiatent was begonnen op de Ebbingebrug in Groningen, vlakbij waar ik toen woonde.
Je had een stapel van je boek ‘Duizend Vaders’ meegenomen. Je had beloofd dat je aan het eind van de middag je zachtroze boek zou signeren. Dat heb je ook gedaan, al had je er nauwelijks tijd meer voor. Want direct na je voorstelling maakte je regisseur Koos Terpstra bekend dat je zojuist de prijs voor het beste Groningse boek had gewonnen! Wat was jij blij, wat stond je te stralen en te genieten van het applaus op ons kleine podium. Wat waren wij als publiek ontroerd. Want in dat uur dat je ontwapenende voorstelling duurde was je een vriendin van ons geworden, zeker van mij.
Misschien herinner je je nog wat je in je boek, ons boek, hebt geschreven: “Voor Coby en Bartho. Dank voor vandaag! Wat bijzonder. Nhung Dam”
Spoorslags moest je naar Groningen vertrekken om die hoofdprijs in het Groninger Forum in ontvangst te nemen.

Ook het hernieuwde contact met Koos Terpstra gaf een bijzondere glans aan de middag. We kennen elkaar uit de tijd dat hij regisseur was van het Noord Nederlands Toneel. Onmiddellijk herkende ik die unieke combinatie van nuchterheid en bevlogenheid, zijn harde humor én zijn warmte. Fantastisch dat hij jou als actrice en theatermaakster onder zijn professionele hoede heeft genomen. Hij vertrouwde mij toe hoezeer hij verrast en onder de indruk was van je boek.

Wat je nog niet wist, Nhung, is dat je voorstelling de laatste activiteit was die wij als Stichting Vrienden van De Melkfabriek hebben georganiseerd. Jij en Koos en bijna alle gasten waren al vertrokken, we genoten nog na van de prachtmiddag, toen er een knetterende ruzie uitbrak tussen een van onze Stichtingsbestuursleden en de eigenaren van het bedrijf De Melkfabriek. Het was een uitbarsting van al lang sluimerend ongenoegen en chronisch gebrek aan belangstelling. Hoe dan ook, kort daarop hebben wij als Stichtingsbestuur de samenwerking met de directie van De Melkfabriek opgezegd. Spijtig, tragisch, onherstelbaar. Maar jouw voorstelling is de heerlijkste herinnering aan zes jaar succesvolle programmering in het bijzondere theater in het Drentse dorp Bunne.

Pas twee weken geleden heb ik je boek gelezen, Nhung.
Het lag op een stapel nog te lezen boeken, waaronder Coetzee, Harari, Verbogt. Opscheppen over wat ik allemaal lees? Neen, ik wil keihard in je gezicht knallen dat ik ‘Duizend Vaders’ een prachtig boek vond, een boek dat me nog steeds in de greep houdt, een boek waarmee je in één klap hoog aan het literaire firmament staat. En dat vond ook De Volkskrant!
Beijum, de koude Groningse nieuwbouwwijk uit de jaren zeventig, is in je boek een zompig en afkalvend dorp met de mysterieuze naam Beiahêm. Het dorp aan de bevroren rivier ligt sinds het vertrek van je vader al een jaar onder de sneeuw. Onherbergzaam, verstoken van menselijke warmte, houdt Nhung – het personage in het boek draagt jouw naam -  stand in dit oord waaruit niemand kan ontkomen. Met haar grenzeloze fantasie, haar geloof in magische mogelijkheden, haar zonnige optimisme en haar ontwapenende humor stapt ze door het dorpsleven vol achterdocht, oplichterij en gekte.
Nhung: “De stuurse inwoners van Beiahêm ontwikkelden een bepaald vocabulaire waarin de woorden ‘kutwijf’ en ‘klotemongool’ veelvuldig voorkwamen”. Verderop schrijft Nhung dat er grote blanke mensen woonden die er uit zagen als Vikingen, “terwijl mijn ouders mij de belachelijke naam Nhung hadden gegeven, die meer klonk als een gerecht”. De loempiatent op de Ebbingebrug heet niet voor niets Bich Nhung…

Terugdenkend aan die domper op 11 maart  in Bunne, het conflict dat tot het einde van Vrienden van de Melkfabriek leidde, zie ik het Drentse dorp opeens als een somber veengat waarin jonge meisjes zijn verzopen, maar waar de ster van Nhung Dam nog flonkert aan de hemel.
Magisch realisme, van het eerste tot het laatste hoofdstuk, van een bijna Zuid-Amerikaanse allure, zoals Marquez of Isabel Allende. Ja, dat zijn grote namen en ik durf ze te noemen. Maar ook ‘mindere’ grootheden als Astrid Lindgren, die de wereld van Pipi Langkous heeft gecreëerd: dat doldwaze onafhankelijke meisje in een omgeving vol braverikken. Ook zij trotseert, net als Nhung, de domheid en saaiheid.
Uiteindelijk weet Nhung te ontsnappen aan Beiahêm, door een enorm risico te nemen. ‘Duizend Vaders’ is niet alleen magisch en grappig, het is soms ook heel spannend. Met beklemmende beelden roept Nhung Dam een wereld vol vreemde figuren en demonen op. Van dorpshoeren tot gokverslaafde Chinezen, van een krankzinnige onderwijzer tot een stompzinnige bibliothecaris.

Ik verheug me nu al op jouw rol in Zomergasten. Als presentator (op Oerol deed je het dagelijkse interviewprogramma met acteurs en muzikanten), maar ook als gast kun je Nederland drie uur lang boeien. Over drie of hooguit over vijf jaar. Goed plan, of maak je dat soort plannen niet?

Nhung Dam: Duizend Vaders. Uitgegeven door De Bezige Bij in 2017









donderdag 23 februari 2017

SPIRITUEEL NAVIGATIESYSTEEM 2 + JONGENSVRIENDSCHAP 2

Pater Frans, Benedictijner monnik, grote vriend van mijn ouders, had in de jaren vijftig de leiding over de tuinen en de boerderij van de abdij van Egmond. Als jongetje van een jaar of zes mocht ik op een zonnige lentedag met mijn ouders mee naar Egmond. (Wat vreemd, bedenk ik nu, waar waren de vijf andere kinderen die dag? Mochten ze niet mee?)
Ik weet nog goed hoe pater Frans, zelf een stoere boerenzoon, ons enthousiast het bedrijf liet zien. We wandelden door de stallen, de moestuinen, de bijzondere vlindertuin en de bloementuin. In een perk vol kleuren en geuren liet ik bloemen zacht door mijn handen gaan, tot ik plotseling door een woedende bij gestoken werd. Eerst een korte gil van de schrik; daarna brulde ik met een minutenlange schreeuw van pijn de stilte omver en huilde ik de brevierende monniken uit hun concentratie.
“Ik wil weheheg, naar huihuihuis, ik wil nooit meer naar het kloohoohooster” moet ik gejammerd hebben. Daar heb ik me jarenlang aan gehouden. Maar achteraf bleek ik op die lentedag in Egmond toch stevig geraakt te zijn door het fenomeen ‘klooster’.

In 1946 had pater Frans mijn ouders getrouwd; tussen 1947 en 1957 doopte hij bijna jaarlijks een van hun babyboom-kinderen; een van mijn broers werd naar hem vernoemd: Franciscus Benedictus. En in 1996 leidde hij, zelf al hoogbejaard, de uitvaart van mijn te vroeg
gestorven broer Willibrordus Antonius.
Tot dan toe had ik pater Frans hoog gehad, maar in de delicate voorbereiding voor die uitvaart viel hij van zijn voetstuk. Ik trof een zure Benedictijn aan, een zelfingenomen oude man, die mij omver blies met zijn canonieke regelzucht en zijn pijnlijke gebrek aan openheid. Vanaf dat moment wist ik dat ik zó niet oud wilde worden.

Zo’n dertig jaar geleden bracht ik voor het eerst een paar dagen door in de abdij van Chevetogne in de Belgische Ardennen. Wij waren met z’n drieën, Jan, Joop en ik. Wij waren bevriende collega’s en wij keken, meestal met een nostalgische glimlach maar soms ook cynisch en verwijtend, terug op onze Roomse jeugd.
Wat mijzelf betreft: ik was vooral nieuwsgierig. Naar die monniken in hun zwarte pijen, naar wat die wereldvreemde mannen er toe geroepen had om zich terug te trekken in dat gigantische kloostergebouw diep in het Ardeense woud.
Er was nog iets dat mij toen naar dat bijzondere klooster trok: een onbestemd verlangen naar stilte, een onuitgesproken behoefte om ergens te zijn waar ik mezelf eens niet zou horen redeneren, waar ik mijn stem niet zou hoeven te verheffen.
Die eerste driedaagse in Chevetogne was onvergetelijk. De Byzantijnse gezangen van de monniken: zelden was ik zó verrast door muzikale schoonheid. De diensten op zaterdagavond en zondagochtend: piekervaringen! Ademloos luisterde ik naar volmaakte harmonie, toegewijde stemmen, mystieke mineurklanken. Al verstond ik geen woord van de Oud-Slavische teksten en snapte ik weinig van die urenlange liturgieën, ik voelde mij opgenomen in een spirituele gemeenschap. Tijdens de stille maaltijden met de monniken in de grote refter werd ik geraakt door een gevoel van vriendschap, mannenbroederschap.
De vriendschap met Jan en Joop is sindsdien gegroeid en verdiept. We zijn al jaren geen collega’s meer, we zijn nu gepensioneerde mannen, vrienden voor het leven. We hebben lief en leed gedeeld in Chevetogne, samen het leven doorgenomen. En we hadden onbedaarlijke lol met onze wildste fantasieën over de escapades van de monniken en over de Goddelijke lik-op-stuk straffen die daarop zouden volgen.
Chevetogne maakte ons niet vroom, maar wel bescheiden. In Chevetogne kom ik soms in de buurt van mijn verlangen naar ‘afwezigheid’. Ik vind er de mensen, de sfeer en de stilte om mijn ego wat te relativeren.

Een jaar of twee later leerde ik père Cyrille kennen, monnik in Chevetogne, inspirerende levenskunstenaar. Hij was toen gastenpater. In oktober 2012 schreef ik over hem een ‘Voorzet’ onder de titel: “We hebben een spiritueel navigatiesysteem nodig”. Nog steeds is dit verreweg mijn meest gelezen blog ooit. En nog steeds ben ik op zoek naar zo'n referentiekader, terwijl ik mij ondertussen troost met de dichtregel van Rutger Kopland: ‘Wie vindt heeft slecht gezocht’.
Na alle gesprekken met Cyrille voel ik toch enige schroom om de relatie met hem te benoemen. Maar het is gewoon vriendschap, warm en wederzijds en belangeloos.
Ik denk dat hij dat komend weekend op zijn eigen manier zal bevestigen als ik weer in Chevetogne ben. Maar wat is mannenvriendschap toch lastig.
Komend weekend dus naar Chevetogne, met de groep van acht vrienden aan wie ik ook al een blog heb gewijd, anderhalf jaar geleden, getiteld ‘Jongensvriendschap’. Kwetsbare vriendschappen uit 1959, jongens van het Klein Seminarie. Twee jaar geleden hebben we elkaar teruggevonden, als mannen van bijna zeventig. Niemand was priester geworden, maar iedereen bleek op zoek naar een spiritueel navigatiesysteem.
In ‘Jongensvriendschap’ citeerde ik een ontroerend lied van cabaretier Joost Nuissl. Over de onvergetelijke ervaring van hervonden vriendschap en verbondenheid:

Mijn lieve god, hoe is ’t mogelijk dat ik je hier ontmoet?
Ik dacht dat ik je nimmer weer zou zien
Ik dacht, ik weet niet wat ik dacht, maar ik denk nu wat is ’t goed
Meesterlijk en aardig bovendien

We hebben een afspraak met Cyrille. Hij zal ons rondleiden in de abdij en dan ontstaan er gesprekken over…? Ooit gaf Cyrille in een van die gesprekken een typering van de liturgie van de Mis: ‘Het mysterie van het leven vieren’.
Nu hoop ik dat we met z’n achten het mysterie van de vriendschap vieren, ieder op zijn eigen wijze, en dat het een feest wordt in die wonderlijke gemeenschap van de mannenbroeders van Chevetogne. Want zó willen wij wel oud worden!
Mysterie, vriendschap, het leven, mannenbroeders… zware woorden.
Honderd jaar geleden schreef Nescio het verhaal ‘Titaantjes’. Het gaat over vriendschap, het gaat over ons, met andere namen en met z’n achten. Hoor hoe licht het kan klinken:

“Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe 't moest. We, dat waren wij, met z'n vijven. Alle andere menschen waren 'ze'. 'Ze', die niets snapten en niets zagen. 'Wat?' zei Bavink, 'God? je praat over God? Hun warme eten is hun God.' Op enkele 'goeie kerels' na werd iedereen door ons veracht. Heel stilletjes zeg ik daar nu bij: 'En niet ten onrechte', maar dat mag niemand hooren. Ik ben nu geen held meer. Je weet niet hoe je de menschen nog eens noodig kunt hebben. En Hoyer vindt ook dat je geen aanstoot moet geven. Van Bekker zie of hoor je niks meer. En Kees Ploeger praat van die rare kerels die 'm op den slechten weg brachten. Maar toen waren we in de dagen onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf. “