Dit ‘compliment’ heb ik vaak moeten incasseren.
Mijn reacties waren óf zouteloos slap (“Denk je echt dat alle Groningers, meer dan een half miljoen mensen,
plat praten?” - “De meeste Groningers spreken Algemeen BESCHAAFD Nederlands,
hoor”) óf treurig defensief (“Ik ben
ook geen echte Groninger, ik woon hier pas vanaf 1982” – “Mijn vader is in
Groningen geboren, ik ben dus maar een halve Groninger”).
Mijn vader, geboren in de Singelstraat in Groningen, een
Stadjer dus, schaamde zich het grootste deel van zijn leven voor zijn Groningse
tongval. Hij heeft ons in Utrecht en Den Haag, samen met onze Utrechtse moeder,
bewust opgevoed met zo smetteloos mogelijk ABN. Zelfs als we met het gezin op
bezoek waren bij onze rasechte Groningse grootouders en bij onze ooms en
tantes, begenadigd met het zangerige Stads-Gronings, volhardde mijn vader in zijn
neutrale braaftaal.
Ik weet dat er veel Groningers waren, en nog steeds zijn,
zoals mijn vader: té bescheiden, té vaak schaamtevol over hun Groningse
wortels, bang om vanwege hun taal als achterlijk en boers weggezet te worden.
Mensen uit ‘Holland’ lachen ons nog steeds uit met hun mislukte imitatie:
Maatsienietsoor’n ha, ha. Het is de vraag of er echt zoiets als Randstedelijke
arrogantie bestaat, maar veel Groningers zijn er wel bang voor.
In 1982 zijn mijn vrouw en ik met onze kinderen vanuit
Utrecht naar Groningen verhuisd. Mijn ouders, in de zeventig inmiddels, kwamen vanuit
Den Haag graag logeren in onze oude pastorie, midden in het dorp. Pas toen
heeft mijn vader zijn schaamte voor het Gronings langzaam afgelegd. Op een dag
hoorde ik hem op het tuinpad met onze bejaarde buurvrouw praten: in volleerd
Gronings, stoer en plat. Daarna ging hij vaak naar onze dorpskapper: niet
vanwege de moderne coupe maar om Gronings te praten met de wachtende klanten en
de kapper. De schaamte voorbij… Hij voelde zich veilig, hij durfde weer trots
te zijn op zijn Groningse taal en cultuur. Zo werd hij ook lid van de Stichting
Oude Groninger Kerken (www.groningerkerken.nl), die ruim zestig (vooral
middeleeuwse) kerken met liefde beheert en helpt restaureren.
“Groningen”, zei mijn
vader wel eens pathetisch, “is het Toscane van het Noorden. Niet zo erg hoor dat bijna
niemand dat weet. Want dan blijft het lekker rustig.”
(Een even vooruitziende als bizarre vergelijking, denk ik nu. Nog steeds hebben die Italianen, alle beloften van Berlusconi ten spijt, het puin van de Toscaanse aardbevingen in de Abruzzo van 2012, L'Aquila van 2009, Assisi van 1997 en 1993 niet of slechts ten dele opgeruimd... De bevolking van Middelstum en Bedum in tentenkampen? Rutte belooft dat er snel verbetering komt...)
We hebben met onze aardgasmiljarden de verkeersinfarcten van het
overvolle Westen van Nederland opgelost met zes-baans autowegen, hoge
snelheidstreinen, goederenspoorlijnen, landingsbanen en havens, terwijl er
nauwelijks werd geïnvesteerd in de zieltogende economie van ons Groningerland. Nu
staan veel van onze huizen en onze eeuwenoude kerken te scheuren door de
aardbevingen.
Maar het allerergste: we werden door ‘Den Haag’ en door de Randstad niet serieus genomen. Eerst werden we voorgelogen en bedrogen, daarna uitgelachen als cultuurloze boerenpummels die niet eens fatsoenlijk Nederlands kunnen praten. Kleinzielig zijn we niet, maar dát heeft ons Groningers diep in ons hart gekwetst
Maar het allerergste: we werden door ‘Den Haag’ en door de Randstad niet serieus genomen. Eerst werden we voorgelogen en bedrogen, daarna uitgelachen als cultuurloze boerenpummels die niet eens fatsoenlijk Nederlands kunnen praten. Kleinzielig zijn we niet, maar dát heeft ons Groningers diep in ons hart gekwetst
Wellicht hebben we onszelf in de hoek gezet, wellicht hebben
we ons veel te lang geschaamd en met de pet in de hand om geld en erkenning
gevraagd.
Maar nu weet ik zeker dat mijn vader (God hebbe zijn ziel) ‘Groningers in Opstand’ gesteund zou hebben.
Hij zou onmiddellijk de petitie ondertekend hebben:
KOP D’R BIE EN D’R VEUR!
KOP D’R BIE EN D’R VEUR!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten