vrijdag 5 juli 2019

DE VELDLEEUWERIK BOVEN DE ELBE

De laatste jaren hebben mijn wandelmaat W. en ik heel wat stappen gezet op Duitse voetpaden.
    Zo ging onze Bachwandeling in Thüringen langs de doopvont, langs een paar woonhuizen en het kerkje waar Johan Sebastian trouwde met zijn achternicht Maria Barbara, en natuurlijk langs de kerkorgels waar hij als Kapellmeister op speelde.  
 .  Zo liepen we in de Hunsrück door het nietige dorpje Woppenroth ofwel Schabbach, waar de televisieserie Heimat werd opgenomen, over een adembenemende familiegeschiedenis in het Duitsland vanaf 1900. 
In Sauerland huurden we een paar dagen een huis dat zo ‘sauber’en zó ‘pünktlich und perfekt’ was dat we ons er nauwelijks in durfden bewegen.
Kort geleden hebben we weer een paar dagen gewandeld, nu over de Lüneburger Heide en langs de oevers van de Elbe, op de oude grens tussen Bondsrepubliek en DDR. Aan de overkant stond nog een eenzame wachttoren van de Vopo’s…

Waarom hou ik, vaak tegen beter weten in, zo van Duitsland?
Is het Bach of een van de andere muzikale genieën uit Duitsland? Is het de waanzinnige en fascinerende geschiedenis? Is het de natuur, zo rijk in vergelijking met het verarmde Nederland? Zijn het de keurige mensen in die overgeorganiseerde maatschappij? Zou het misschien zelfs die omslachtige en lachwekkende taal kunnen zijn, waar ik van hou?
Is Duitsland stabiel of balanceert het op de rand? Wat te denken van die levensgevaarlijke elementen die weer de kop op steken? Wat zit er achter de bijna kruiperige beleefdheid, vooral van sommige oudere mensen? Er mogen nog best een paar DDR-wachttorens blijven staan, historische monumenten immers; maar hoeveel Duitsers verlangen nog naar die dictatoriale tijden? En een wisselwachter langs een spoorbaan is een ‘Eisenbahnknotenpunkthinundherschieber’. Een grap of om te huilen?

Het landschap langs de trage bochten van de brede Elbe ten zuidoosten van Hamburg: witte zandstrandjes tussen kribben, moerassen, eindeloze graslanden, wilgenbossen, soms een doodlopende rivierarm, wolkenluchten, een smal pad dat haast verdwijnt tussen het hoge gras, in de verte een bosrand, aan de overkant een enkele boerderij en een kerktoren, een eenzame fietser, totale rust en stilte. Een ongerept rivierenlandschap dat we ons herinneren uit een minder vol Nederland.
En dan, als onderdeel van de stilte, bijna onzichtbaar hoog in de warme lucht boven ons: een zingende veldleeuwerik. Ik probeer het kleine vogeltje te volgen, maar opeens is hij weg en horen we hem niet meer; hij stort zich minstens honderd meter naar beneden. Om vervolgens langs een onzichtbare Jacobsladder jubelend weer op te stijgen en hoog aan de Elbe-hemel minutenlang te zingen.
Het is zeker dertig jaar geleden dat ik in Nederland veldleeuweriken hoorde. Ik heb ze horen juichen en zingen boven de lage duintjes in de buurt van de Westerplas op Schiermonnikoog. Toen wist ik nog niet dat het aantal leeuweriken in het schrale Nederland met vijfennegentig procent is afgenomen.
(Ik las in Trouw dat kunstenaar Onno Hooymeijer voor de bijna uitgestorven veldleeuwerik zelfs een monument wil oprichten: een naald van veertig meter hoogte in een sokkel waaraan een kunststof leeuwerikje bungelt dat via een luidspreker zijn gezang laat horen. Ach ja.)
In een vogelboek las ik dat de veldleeuwerik met zijn spectaculaire zangkunsten zijn territorium afbakent. Hoog boven de Elbe, precies tussen de oude Bondsrepubliek en het voormalige DDR-territorium, hoorde ik veldleeuweriken Bachs Partita in A-mineur kwinkeleren die, zoals Klein Orkest in 1983 zong, ‘soms in het Westen, soms in het Oosten willen zijn’. Ja, overal in dit lege en stille Duitsland vermoed ik Bach. Stilte die ik associeer met het gedicht van Lars Gustafsson. 
De onbekommerd zingende veldleeuwerik hoog boven de Elbe maakte mij vrolijk, maar riep ook een weemoedig verlangen op naar een bijna vervlogen Nederland, hemelsbreed amper driehonderd kilometer verderop maar zó ver weg.

Wij vervolgden onze wandeling in de richting van een bosrand, waar het smalle pad over ging in een grindweg. Daar lazen we op een verkeersbord dat een serieuze waarschuwing was voorzien van een ruimhartige uitzondering. Anno 2019, geen grap en niet om te huilen, maar volledig in één verwrongen Hoogduitse krachtterm: 'Fischereierlaubisscheininhaber' frei. Verboden voor auto's en motoren, behalve voor ingezetenen met een aantoonbare vergunning om te vissen.

Heeft iemand een betere vertaling?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten