Vorige maand was het groot nieuws dat de Utrechtse daklozenkrant STRAATNIEUWS een exclusief interview had met de Paus in Rome. Ik dacht toen even terug aan het gesprek dat ik 34 jaar geleden had met Prins Claus. Want nog steeds kan ik een beetje pronken met het Kerstnummer
1981 van het maandblad Ouders van Nu. Ik had daarin een exclusief interview met
de Prins over de vraag of hij zijn kinderen oorlogsspeelgoed zou geven.
Op de cover van STRAATNIEUWS, onder de foto van de breeduit lachende
Paus: ‘Onze vriend in Rome (Eg woar!)’ Dat hij zich door STRAATNIEUWS liet
interviewen, mede door een van de straatverkopers uit Utrecht, moet een bewuste
keuze geweest zijn. Het is een knappe communicatiestrategie, waarin de stelling
van Marshall McLuhan wordt bewezen en toegepast ‘The Medium Is The Massage’.
Immers, in het medium ‘Daklozenkrant’ stelt de Paus onomwonden:
“Jezus is als een
dakloze ter wereld gekomen, een arme dakloze. En de Kerk wil alle mensen
omhelzen en zeggen dat iedereen recht heeft op een dak boven zijn hoofd. De
kerkelijke volksbewegingen(in Zuid Amerika) hebben het in het Spaans over
‘trabajo’ (werk), ‘techo’ (dak) en ‘tierra’ (grond)”
In een gesprek van bijna een uur vertelt de Paus aan
STRAATNIEUWS over zíjn straat in Buenos Aires waar hij als kind woonde, waar
hij voetbalde en waar hij met zijn moeder en oma boodschappen deed op de markt.
Je voelt direct hoe ontspannen de sfeer was, daar in het Vaticaanse Paleis.
Zou Marc, STRAATNIEUWS-verkoper naast de HEMA, zijn vragen
in vet Utrechts hebben gesteld? “Heilige
voader, ken u zich een wereld bedenken zonder aaremoei?”
Al gruw ik van het hooghartige conservatisme van de Kerk en walg
ik van de grijpgrage tengels van al die priesters en prelaten, deze Franciscus
heeft compassie en is hartverwarmend.
Bas Heijne, toch zeker geen pilaarheilige, was in december
2014 in zijn NRC-column onder de indruk van de jaarlijkse ‘kerstgroet’ van de
Paus waarin hij de curie, dat gezelschap van machtige kardinalen, de mantel uitveegde.
In vijftien keiharde punten hekelde de Paus het exhibitionisme en de hang naar
winst, de mentale en spirituele verstening, de verwaandheid en het geroddel
maar ook de begrafenisgezichten van het belangrijkste Vaticaanse college.
Woorden die pijn hebben gedaan in Rome.
Wat een persoonlijkheid, deze dappere én gezaghebbende én
lieve man, hoog verheven boven het systeem waaraan hij leiding moet geven.
Al in juni was de afspraak geregeld om op 28 augustus 1981
Prins Claus te interviewen. Ik had zijn secretaris echter laten weten dat mijn
vrouw in de eerste dagen van september was uitgerekend voor de bevalling. Dus
als haar weeën vijf dagen eerder zouden beginnen, dan zou ik de afspraak moeten
verzetten. Of de Prins daar begrip voor had… Ja, dat had hij!
Dus toog ik die dag, als redacteur van Ouders van Nu, naar het
kleine paleis aan het Lange Voorhout in Den Haag waar Prins Claus zijn kantoor
had. Ik kreeg een half uur om met hem te praten over de (on)wenselijkheid om
kinderen, en dus ook zijn drie jongens van 14, 13 en 12 jaar, oorlogsspeelgoed te
geven.
Je trekt gewoon aan de bel bij zo’n paleis en dan doet een heuse
lakei in een jacquet open: “Ik heb om
tien uur een afspraak met Prins Claus”
“Dan ben u Bachtoo
Smit, van Ôhdes fan nu, u komp voor prins Clôhs. U ben lekkâh froech, zeg. Dus
wach maar effe in zèh kamâh, hè komp so” zo stelde de lakei, gewoon een ambtenaar
met een Algemeen Beschaafd Haags accent, mij op m’n gemak.
Na een paar minuten kwamen de Prins en zijn secretaris
binnen. Claus gaf mij een warme hand, ik mompelde onhandig ‘Aangenaam,
Hoogheid’ en brabbelde nerveus mijn naam. De man van de Koningin en de vader
van Willem Alexander ging tegenover mij zitten op een rechte stoel en sloeg
zijn benen over elkaar. Toen ik op dat moment zag dat hij hele dunne benen had
en knalgele sokken droeg onder een zijn blauwe pak, werd ik vanzelf wat
rustiger. De secretaris nam plaats in de verste hoek van de kamer.
Als ik dat nummer uit 1981 van Ouders van Nu (ook hier: ‘The
medium is the massage’) terug lees, verbaas ik mij over de ferme uitspraken die
Prins Claus deed. Die waren natuurlijk goed voor pakkende koppen en tussenkoppen
in mijn artikel. Zijn woorden zijn overtuigend, maar ik herinner mij vooral zijn zachte stem met die lichte Duitse nuance.
“Oorlog is te
verschrikkelijk om er een spelletje mee te spelen”
“Mijn vrouw en ik
waren het er van het begin af aan over eens dat we dat speelgoed niet bij ons
in huis willen hebben”
“Ik geloof dat ik
vooral een instinctief bezwaar tegen dat soort speelgoed heb. Mijn eigen
ervaringen in de Tweede Wereldoorlog spelen hierbij een belangrijke rol”
“Ik pak niet te snel
iets af. Maar ik grijp in als mijn jongens met elkaar op de vuist gaan of
elkaar met stenen bekogelen. Toch passen wij er voor op om onze kinderen al te
zeer te beknotten. Hun vrijheid is door de omstandigheden toch al beperkt
genoeg”.
Ongemerkt liep het half uur uit tot bijna een uur. De Prins
wilde van alles van mij weten, met name over onze oudste kinderen, over hun
ervaringen op school, met vriendjes en in sport. Het werd gezellig daar aan het
Lange Voorhout en ik zag dat ook Claus zich ontspande. Hij vroeg zelfs zijn secretaris
om uit de hoek te komen en te vertellen over zíjn huiselijke situatie en over
de lastige combinatie van vaderschap en carrière. De secretaris glimlachte
beleefd en bleef in de plooi. Verontschuldigend legde Claus aan mij uit dat de
man uit de diplomatieke dienst kwam en op lastige ambassadeposten had gewerkt:
Vietnam, Oost Berlijn, Santiago de Chili.
De Prins -off the record - tegen zijn topambtenaar: “Meneer, ik heb vanuit mijn persoonlijke
ervaring aan mijn kinderen uitgelegd wat oorlog wérkelijk is. Ik geloof dat
vooral mensen zoals u oorlogen kunnen voorkomen, met geduld en stille
diplomatie, met het bouwen van bruggen. En ik denk dat ú, meneer Smit, in uw
blad Ouders van Nu, echt iets kan betekenen voor de vreedzame opvoeding van
kinderen”.
Bij het afscheid vroeg Claus of ik hem een geboortekaartje
van ons kind wilde sturen.
“Doe de groeten aan uw
vrouw en wens haar sterkte” voegde hij er aan toe.
“Dank u, zal ik doen!
En doet u ook de groeten aan uw vrouw…”
“Zal ik zeker doen!”
Al vind ik onze staatsvorm van erfelijke troonopvolging nog
zo’n anachronisme, de persoonlijkheid van Claus is hoog verheven boven het
systeem waar hij deel van is. Wat een dappere en lieve man.
Het geboortekaartje van onze Joris van 2 september 1981 heb
ik hem via zijn secretaris gestuurd. Hij feliciteerde ons op officieel
postpapier van de Prins der Nederlanden. Dat historische document ben ik kwijt
geraakt. Maar het vereren van relikwieën paste ook niet in de geest van Prins Claus.
En evenmin, vermoed ik, in die van Paus Franciscus.
Uiteraard bedank ik de Prins aan het eind van het gesprek.
Als de interviewers de Paus bedanken, zegt hij dat hij hén
wil bedanken en dat hij genoten heeft van het gesprek. Claus zei precies
hetzelfde. Ongelooflijk, maar ‘eg woar’.