In onze buurt, binnen een straal van honderd meter van ons huis, in het noordelijk deel van de Groningse binnenstad, zijn eenendertig mensen in koelen bloede vermoord: vijftien mannen en jongens, zestien vrouwen en meisjes.
De meeste vermoorde mensen woonden in gezinnen. Vijf van
mijn buurtgenoten waren alleenstaand.

Het uitgemoorde gezin Gans bestond uit vier personen. De
familie woonde in een klein bovenhuis in de Nieuwe Ebbingestraat 11 a,
direct aan de andere kant van de Ebbingebrug.
Voor zover bekend is in mijn eigen straat, de drukke Oude
Ebbingestraat, alleen Luise Arends omgekomen. Ze woonde op nummer 24a, schuin bij ons aan de overkant.
De Rode Weeshuisstraat is het hardst getroffen. Hier werden twaalf
mensen vermoord.
Andere straten in mijn directe omgeving: de Sint
Walburgstraat (twee doden op nummer 12), de Turfsingel (twee oudere mensen
vermoord op nummer 31 a, bijna naast het huis van mijn overgrootouders) en op
het eerste deel van het Boterdiep (vlakbij onze slagerij De Groene Weg) twee
mensen: Hendellena Bollegraaf en Karel Vissel.
Die Karel Vissel was paardenslager. Hij
werd geboren in Warffum en vermoord op zevenenvijftig jarige leeftijd.


Bijna alle mensen werden ver van Groningen vermoord. Je
rijdt volgens de ANWB-routeplanner in iets meer dan 11 uur naar die plek, naar Oswiecim: 1091 kilometer naar het oosten. In de laatste tien kilometer moet je even opletten: neem de
tweede afslag op de rotonde naar de Ulica Stanislawa Konarskiego en houdt na
2,8 kilimeter rechts aan op de Ulica Gen. Jaroslawa Debrowskiego. Na 70 meter
ben je gearriveerd op de Ulica Chemikow en heb je je bestemming bereikt. Het is
eigenlijk niet eens zo ver en het is niet moeilijk te vinden. Je moet het
alleen even weten.
Zeventig jaar geleden heette deze plaats Auschwitz.
De meesten van mijn buurtgenoten werden er in de winter van
1942-1943 vergast. Sommige gezinsleden gingen op dezelfde dag de gaskamer in, zoals moeder Daatje en
dochter Mary Stoppelman.
Ik weet deze gruwelijke feiten sinds ik de app ‘JoodseHuizen’
gedownload heb op mijn mobiel. Eerst vroeg dit medium of het mijn huidige
locatie mocht gebruiken. Vond ik OK. Daarna zag ik op een plattegrond van onze
wijk de huizen waarin de vermoorde Joden hadden gewoond.
Nadat ik de panden had gefotografeerd, liep ik met loodzware benen terug naar huis. Onderweg kwam ik een groep demonstranten tegen, die mijn steun vroegen voor de door Israel onderdrukte Palestijnen. Dat kon ik op dat moment even niet verwerken. Schaamtevol keek ik een andere kant op en ik dacht aan Marcus Kropveld, drie jaar oud.